Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

ECLIPTICA

betekenis & definitie

noemt men de grote cirkel aan de hemel, die de zon bij haar schijnbare jaarlijkse loop tussen de sterren schijnt te beschrijven en die men kan definiëren als de doorsnede van het aardbaanvlak met de hemelbol. De naam is afgeleid van het Griekse woord ἐκλειψις, ekleipsis (= wegvalling), omdat men had opgemerkt, dat zons- en maansverduisteringen alleen dan plaats grijpen, wanneer de maan in deze cirkel staat.

Met de aequator sluit de ecliptica een hoek in van ongeveer 23° 27', de zgn. helling van de ecliptica. Deze is echter aan langzame, periodieke schommelingen onderhevig. De ecliptica snijdt de aequator in 2 punten, voorjaars-, resp. herfstnachteveningspunt geheten, omdat, wanneer de zon in een van deze punten staat, dag en nacht even lang zijn (zie aequinox). 90° van deze beide punten verwijderd liggen de beide punten, waar de zon zich het verst van de aequator bevindt. Men noemt haar zonnestilstandspunten (solstitiën), omdat de middaghoogte van de zon, en daarmede de lengte van de dag, niet merkbaar verandert, als zij in één van deze punten staat. Ook heten zij zonne-keerpunten, omdat de zon, als zij tot hier is gekomen, weder naar de evenaar terugkeert, waarmede ook in de lengte der dagen een ommekeer plaats heeft (zie keerkring). De aequinoxen en solstitiën verdelen de ecliptica in 4 stukken, die de zon, te beginnen bij het lentepunt (ook wel het punt Ram genaamd), in de 4 sterrenkundige jaargetijden, lente, zomer, herfst en winter, doorloopt. Verder verdeelt men van oudsher de ecliptica in 12 gelijke delen van 30°, tekens genaamd, waaraan men afzonderlijke namen heeft gegeven (zie dierenriem). Doordat echter de snijpunten van ecliptica en aequator geen vaste punten zijn, maar zich ten gevolge van de precessie langs de ecliptica jaarlijks ongeveer 50" westwaarts verplaatsen, vallen thans de tekens van de Dierenriem niet meer samen met de sterrenbeelden, waarnaar zij werden genoemd. Alle zijn over de afstand van een geheel teken, d.i. dus over een boog van 30°, voorwaarts geschoven.

< >