is de naam van een instrument dat het Noorden aanwijst en dus onontbeerlijk is voor de koersbepaling van zeeschepen en vliegtuigen.
Over plaats en tijd van de uitvinding die is toegeschreven aan de Chinezen, Arabieren, Finnen e.a., bestaat geen zekerheid. Een onderzoek naar honderden middeleeuwse kerken (van de 4de eeuw af) wees uit dat de lengte-as niet volgens de zon, maar volgens het kompas gericht was. De eerste Europese vermelding van het kompas dateert van de 12de eeuw, de eerste beschrijving van 1269 (Petrus Peregrinus de Maricourt: Epistola de magnete).
Het principe van de windroos was al bij de Grieken bekend. Het Noorden werd aanvankelijk aangegeven door een pijlspits, speer of T (Tramontano;; deze symbolen gingen ca 1492 over in de thans nog gebruikte fleur de lys.
Men onderscheidt magnetische en gyroscopische kompassen (tolkompassen).
Het magnetische kompas berust op het principe dat een magneetnaald die draaibaar is in een horizontaal vlak het magnetische Noorden aanwijst. De afwijking van het astronomisch Noorden heet variatie of declinatie.
Bij een scheepskompas zijn de magneetnaalden bevestigd aan een schijf met graadverdeling, de kompasroos, die het aflezen gemakkelijk maakt.
Een kompas aan boord van schip of vliegtuig moet gevoelig en rustig zijn. De gevoeligheid is de snelheid waarmee de naald weer de noordelijke richting aanwijst, wanneer zij door bewegingen van het schip of het vliegtuig uit haar richting is gebracht. Dit bereikt men door lichte kompasrozen waarvan de Thomsonkompasroos en de vloeistofkompassen voorbeelden vormen. Een rustig kompas geraakt niet in snelle onregelmatige schommelingen als het uit zijn evenwicht is gebracht. Men bereikt dit door de demping van de slingeringen in de zgn. aperiodische of dead beat kompassen. Deze zijn vooral van belang voor vliegtuigen, die scherper en sneller bochten maken en veel grotere startversnelling hebben dan schepen en daardoor veel meer slingeringen van de naald veroorzaken.
Het scheepsijzer veroorzaakt fouten in de kompasaanwijzing die men tracht te compenseren door het bijplaatsen van magneten en weekijzeren massa’s die een werking uitoefenen, tegengesteld aan die van het scheepsijzer.
Voor gyroscopisch kompas z gyroscoop.
Lit.: P. Haverkampen J. van Roon, Tolkompassen; Martin Davidson, The Gyroscope and its Applications, Hutchinson’s Scientific and Technical Publications (rev. ed. London 1946); A. L. Rawlings, The Theory of the Gyroscopic Compass and its Deviations (2de dr. New York 1944); J. van Roon en P. Haverkamp, Leerboek der Zeevaartkunde, I (7de dr. 1950).