Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Spreeuwvogels

betekenis & definitie

vormen de familie Sturnidae van de Passeres (z Vogels), die over de gehele Oude Wereld en Australië verspreid zijn, maar in Amerika ontbraken, totdat de Europese spreeuw in Noord-Amerika werd ingevoerd. Spreeuwvogels zijn van middelmatige grootte, gewoonlijk met krachtige snavel en poten.

Zij voeden zich vnl. met vruchten, maar versmaden ook insecten niet. In Nederland is de Spreeuw (Sturnus vulgaris) een zeer algemene broedvogel, die grotendeels standvogel is.In zeer groot aantal trekken spreeuwen (broedvogels uit Oost-Europa) in voor- en najaar door Nederland. De Rosé Spreeuw, Pastor roseus, roze met zwarte gekuifde kop, zwarte staart en vleugels, broedt in Z.O.-Europa en verder oostelijk in kolonies. Deze soort leeft vnl. van sprinkhanen en zwerft nu en dan noordwaarts, waarbij enkele malen ook Nederland bezocht werd. Het geslacht Aplonis, gekenmerkt door het groenglanzende gevederte, is in Indonesië en Nieuw-Guinea wijd verspreid. Sturnopaslor contra (zwarte kop met witte wangstreek, oranje ooghuid en oranje snavel, rug zwart, buik wit) is een algemene verschijning in Javaanse stadstuinen, waar men ook Acridotheres fuscus (zwart gekuifde kruin, snavel en poten oranjegeel, overigens grijs, vleugels en staart zwart) kan waarnemen. Deze soort is van India tot Celebes verspreid. Van laatstgenoemd eiland zijn enige endemische geslachten bekend. De Afrikaanse Glansspreeuwen, Lamprotomis en Lamprocolius schitteren door hun blauw, groen en purper glanzend gevederte. De Beo, Gracula religiosa, met gele naakte oorlappen, is over India, Indochina en West-Indonesië verspreid en is wel bekend door zijn eigenschap allerlei geluiden, ook de menselijke stem, te kunnen nabootsen, waarom deze vogel veel in kooien wordt gehouden. Verwante geslachten komen op Nieuw-Guinea voor. Van Midden- en Zuid-Afrika zijn de Ossenpikkers (Buphaga) bekend, die van insecten leven, welke zij van de huid van runderen en andere grote zoogdieren wegpikken. Op Nieuw-Zeeland komen enige geslachten van vogels voor, die door sommigen tot de Kraaivogels worden gerekend, maar thans meestal als Spreeuwvogels worden beschouwd, De merkwaardigste daaronder is de Huia, Heteralocha acutirostris, die thans bijna uitgestorven is, waarvan het mannetje een korte, stevige, rechte snavel heeft, waarmede hij de bast van bomen open breekt, terwijl het wijfje een lange, dunne en gebogen snavel bezit, waarmede zij de onder de schors zittende insecten die door het mannetje te voorschijn worden gebracht, als met een pincet oppikt.

PROF. DR L. F. DE BEAUFORT.

< >