Weinig dingen zijn zozeer in tegenspraak met de mentaliteit van de moderne mens als het geloof in spoken. Toch behoren de spookverschijnselen tot de herhaaldelijk en goed geconstateerde phaenomenen der parapsychologie.
Men onderscheidt in de regel twee soorten:
a. die aan een bepaald persoon,
b. die aan een bepaalde plaats gebonden zijn.
De eerste zijn bekend als Poltergeist-Erscheinungen, welke Duitse term in de parapsychologie internationale geldigheid heeft verkregen. Zij doen zich voor in de nabijheid van in de puberteitsjaren verkerende personen en bestaan in onverklaarbare geluiden en bewegingen van voorwerpen, zonder zichtbare aanraking. Deze laatste worden vaak met grote kracht en snelheid voortbewogen. De fenomenen dragen een intellectueel karakter, maar op een zeer laag niveau; vaak zijn zij duidelijk plagerig van aard. De waarschijnlijkste opvatting is deze, dat zij worden veroorzaakt door ongeregelde, onbeheerste telekinese uitgaande van een medium, dat zichzelf daarvan niet bewust is. Gewoonlijk zijn zij van korte duur De Poltergeist-fenomenen zijn dus animistisch te verklaren.
De aan een bepaalde plaats (spookhuizen) gebonden verschijnselen bestaan meestal hierin dat gedurende een lange reeks jaren verschillende, soms een groot aantal, personen bij tijden een gedaante, die veelal als de schim van een overleden persoon kan worden herkend, in het huis zien ronddwalen. Soms gaat deze „spookverschijning” vergezeld van verschillende geluiden, een enkele maal ook van objectieve fenomenen, als beweging van voorwerpen. De handelingen van spookgedaanten maken meestal de indruk zeer mechanisch te worden verricht, zo wordt bijv. steeds dezelfde weg afgelegd. Er is nauwelijks enig blijk van bewustzijn en geestelijk contact is meestal onmogelijk, ofschoon er een niet al te gering aantal uitzonderingen op deze regel bestaat.
Een der bekendste psychical researchers van de oudere school heeft getracht de spookverschijnselen te verklaren als een collectieve, telepathisch overgebrachte hallucinatie. Daartegenover is het merendeel der parapsychologen thans van mening, dat een zekere objectiviteit aan de verschijning moet worden toegekend. Bij het levende medium heeft men het uittreden van het ectoplasma (zie telekinese) geconstateerd. Vermoedelijk als een vollediger vorm hiervan moeten de Phantasms of the living worden beschouwd (zie bilocatie). Deze treden meestal tijdens het sterven op en zijn dus eigenlijk Phantasms of the dying; zij gaan echter, wanneer de verschijning korter of langer tijd na het overlijden plaats vindt, zonder scherpe grens over in de Phantasms of the dead; deze zijn echter vermoedelijk in wezen niet verschillend van de langdurige, aan bepaalde plaatsen verbonden spookverschijningen. Zij geven dus steun aan het spiritisme en ook vele, anders niet spiritistisch ingestelde, parapsychologen zijn van mening dat in dit geval de spiritistische verklaring de voorkeur verdient boven elke andere.
Lit.: F. W. H. Myers, Human Personality (London 1907, verk. Ned. vert. d. N. v.
Suchtelen: De menschelijke persoonlijkheid en haar voortbestaan na de lichamelijke dood, Amsterdam 1922); W. H. C. Tenhaeff, Hoofdstukken uit de Parapsychologie (Utrecht 1934); Joh. Illig, Ewiges Schweigen?, 2de dr. (Stuttgart 1925); W. H.
C. Tenhaeff, Het spiritisme, 2de dr. (1951).