Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SPIERSTELSEL (vergelijkend physiologisch)

betekenis & definitie

De bewegingen van hoog ontwikkelde snelreagerende diergroepen als vertebraten, insecten en hogere kreeften geschieden met behulp van dwarsgestreepte spieren.

Alleen langzamere bewegingen van hun inwendige organen als maag, darm, blaas worden door gladde spieren bewerkt. Onder de lagere diergroepen zijn er vele, als de weekdieren (mollusken), coelenterata (w.o. zeeanemonen), die hiervoor grotendeels of geheel gebruik maken van gladde spieren. Deze verschillen o.a. in de volgende punten met de dwarsgestreepte spieren:

1. zij reageren veel langzamer,
2. dwarsgestreepte spieren zijn elastisch, d.w.z. veren na rekking terug en zijn slechts beperkt rekbaar zonder beschadiging; gladde spieren zijn veel meer plastisch, d.w.z. veren na rekking maar zeer weinig terug en zijn veel sterker zonder beschadiging rekbaar. Vele gedragen zich t.o.v. rekking ongeveer als ongevulcaniseerde rubber, d.w.z. rekken bij belasting aanvankelijk sterk, dan langzamer maar zeer langdurig. Terugkeer tot de oorspronkelijke lengte heeft slechts plaats na prikkeling.

Jordan wees er op, dat de functie van de gladde bewegingspieren vnl. bij Mollusken geheel anders is dan die van de snelle bewegingspieren der Vertebraten. Bij de Mollusken komen de bewegingen vnl. tot stand doordat het bewegende orgaan met bloed gevuld wordt en zodoende van vorm verandert (bijv. een slak die uit zijn huis kruipt of zijn voelhorens uitsteekt). De spieren moeten dan zonder spanningsverhoging (die immers zou tegenwerken) de vergrote holte omsluiten en na teruggang der beweging bewerken zij zonder noemenswaarde spanningsverhoging de volumevermindering. In dit opzicht gelijken zij in functie op de gladde spieren van de inwendige holle organen der Vertebraten, zodat Jordan dergelijke dieren als „Hohlorganartige” aanduidde. Deze spieren zijn dus veel meer tonische spieren dan actieve bewegingspieren. Onder tonus verstaat men het vermogen van een spier een bepaalde verkortingstoestand te handhaven. Bij dwarsgestreepte spieren is een afwisselende (roulerende) contractie oorzaak v. d. tonus, bij gladde spieren waarschijnlijk een verandering in de viscositeit.

Merkwaardig is het vermogen van enkele gladde spieren (vnl. bij mosselachtigen, sluitspieren) om eindeloos lang aan sterke rekking weerstand te bieden, onder een gering energieverbruik. Hierbij zou de aanwezigheid van koolzuur, die de spierstofwisseling meer efficiënt schijnt te maken, een rol spelen.

De stofwisselingsprocessen dezer spieren zijn niet volledig bekend. Zover onderzocht schijnen zij overeen te stemmen met die bij de dwarsgestreepte spieren (zie stofwisseling en physiologie).

PROF. DR H. J. VONK

Lit.: B. Scheer, Comparative Physiology (1948), pag. 197-207; H. Jordan, Ergebn. d. Physiol. 16, 87 (1918) en 40, 437 (1938); Idem, Lehrb. d. allgem. vergl. Physiologie, 1929 p. 407-420 en 524-531.

< >