heilige, de grootste exegeet uit de Oudheid en tevens, na Augustinus, de grootste kerkvader der Latijnse kerk (Stridon, Dalmatië, ca 347 - Bethlehem 30 Sept. 419), genoot een zorgvuldige opleiding en deed klassieke studiën te Rome (359-367), waar hij in 365 gedoopt werd. Hij reisde naar Trier en verbleef in Aquilea (367-374), ging naar Antiochië, waar hij de exegetische lessen van ApolIinaris* de Jongere volgde, waarna hij zich terug trok in de Syrische woestijn nabij Chalcis (375-377).
Hier pleegde hij zeer strenge boete en legde zich toe op de grondige studie van de H. Schrift. Tijdens een tweede verblijf te Antiochië werd hij priester gewijd op voorwaarde dat hij monnik zou blijven en geen zielzorg uitoefenen (379). Vervolgens vertrok hij naar Constantinopel waar hij drie jaren verbleef en onder de leiding van de H. Gregorius* van Nazianze dieper doordrong in de exegese. In 382 was hij te Rome; paus Damasus gebruikte hem als secretaris om de synodale aanvragen van De H.
Hieronymus, détail van het Oosten en het Westen te beantwoorden en belastte hem met de herziening van de oude Latijnse Bijbelvertaling, die onder de naam van Vulgata* nog steeds in de Latijnse kerk in gebruik is (z Bijbel); tevens ijverde hij vurig in woord en geschrift voor het ascetisch en kloosterlijk leven en won voor dit ideaal verschillende vrouwen van de hoogste stand, van wie inzonderheid Marcella, de H. Paula en haar dochters Blesilla en Eustochium door de brieven die hij haar schreef en door haar vroomheid beroemd zijn gebleven. Door zijn bijtend sarcasme met betrekking tot de wereldse gezindheid van een deel der geestelijkheid, maakte hij zich te Rome ook talrijke vijanden. Hij verliet Rome in Aug. 385, en vestigde zich voorgoed te Bethlehem in het klooster dat hij had laten bouwen. Hier vertoefde hij tot aan zijn dood, ontving onafgebroken pelgrims uit alle streken van het Westen, schreef talrijke werken vooral over de H. Schrift, onderhield een zeer drukke briefwisseling en nam zeer actief deel aan de strijd tegen de aanhangers van Origenes* en Pelagius*.Hieronymus was heftig van karakter, hetgeen hem wel eens bracht tot overdrijving bij de beoordeling van personen en zaken. Niets lag hem nauwer aan het hart dan de rechtgelovigheid en zonder enige beperking aanvaardde hij het gezag van de Kerk in godsdienstige zaken. Hij was geen diepzinnig denker zoals Augustinus, maar een philoloog en groot geleerde, wellicht de grootste uit de Christelijke Oudheid. Door zijn vertalingen, o.a. van Origenes en van het tweede deel van de Chroniek van Eusebius* van Caesarea, en door heel zijn wetenschappelijke arbeid heeft hij het Westen met de schatten van de Oosterse schrijvers bekend gemaakt. In zijn exegese beijvert hij zich soms om de letterlijke zin van de Schrift te verklaren, maar meestal past hij toch de allegorische methode toe; dikwijls ook stelt hij zich tevreden met de meningen van de anderen op te sommen. Hij wordt als heilige vereerd; zijn feestdag is 30 Sept.
DR V. MOREL O.CAP.
ICONOGRAFISCH
Hieronymus wordt in de kunst vnl. op drie wijzen voorgesteld: als kardinaal en kerkleraar, als exegeet en Schriftvertaler en als boeteling. In alle drie de gevallen zijn de leeuw en de kardinaalshoed zijn attributen. De leeuw is aan een legende ontleend, die reeds vroegtijdig in zijn Vita voorkomt, maar die vermoedelijk aan het leven van de heilige abt Gerasimus ontleend is. Er heeft hier dus een naamsverwisseling plaatsgehad. De kardinaalshoed hangt samen met de onjuiste middeleeuwse opvatting, dat Hieronymus kardinaal zou zijn geweest, omdat hij in nauw contact met paus Damasus stond. Als boeteling in de woestijn zou Hieronymus zichzelf getuchtigd hebben door met een steen op zijn borst te slaan. Als zodanig wordt hij o.a. afgebeeld door Leonardo da Vinci (Vaticaan, Rome).
Bibl. (voorn, werken en uitg.): de revisie van de oude Latijnse vertaling van sommige delen van de H. Schrift o.a. de vier Evangeliën, de Psalmen en Job, en de vertaling van andere delen uit het oorspronkelijke (van de jongste critische uitg. van dit werk, toevertrouwd aan de Benedictijnen van de S. Hiëronymus-abdy te Rome, verschenen tot nog toe 7 delen); commentaren op de meeste boeken van het O. en N.Test.; De virisillustribus, de eerste geschiedenis der Chr. literatuur, nadien bijgewerkt door Gennadius* van Marseille; een bewerking van het Onomasticon van Eusebius* van Caesarea, een alphabetische lijst van de bijbelse plaatsnamen; polemische en dogmatische geschriften tegen Origenes, Pelagius en over de ascese; levens van verschillende heiligen: Paulus, Hilarion, Malchus; enkele preken; talrijke, zeer waardevolle brieven, vnl. over ascetische en wetenschappelijke onderwerpen (merkwaardige critische uitg. der Brieven in Corpus Scr. Eccl. Lat., dl 54-56 (Wien 1910-1918), Fr. vert. door J. Labourt (1949). Gezamenlijke uitgave door Vallarsi (1734-1742; 2de dr. 1766-1772), overgenomen door Migne, Patr. lat., dl 22-30.
Lit.: G. Grützmacher, H. (3 dln, 1901-1908); F. Cavaliera, Saint Jérôme. Sa vie et son oeuvre (2 dln, Leuven 1922); L. Hughes, The Christian Church in the Epistles of S. Jerome (London 1923); A.
Ficarra, La posizione di San Girolamo nel la storia della cultura (2 dln, Agricento 1930); P. Monceau, S. Jérôme. Sa jeunesse, l’étudiant et l'ermite (Paris 1932); Teixeira de Pascoaes, Sao Jerónimo e a trovoado (Porto 1936, Ned. vert.: H. de dichter der vriendschap, d. A. V.
Thelen en A. Marsman, Amsterdam, 1939); G. Violardo, II Piensiero Giuridico di San Girolamo (1937); P. Steur, Het karakter v. H. v. Stridon bestudeerd in zijn brieven, diss. Nijmegen (1945).