revolutionnair-socialistisch politicus (Rotterdam 13 Mei 1883 - Amersfoort 13 Apr. 1942), beambte bij de Spoorwegen, behoorde tot de Marxistische intellectuelen in de S.D.A.P. die tussen 1902 en 1909 een scherpe oppositie tegen Troelstra voerden. In 1909 voorzitter van de Ned.
Ver. van Spoor- en Tramwegpersoneel geworden, stelde hij aldaar orde op zaken, tot hij uittrad wegens een conflict met de leiding van het N.V.V. over de ondersteuning van stakende zeelieden (1912). Hij was vervolgens werkzaam bij het Soerabajaasch Handelsblad en secretaris van de Handelsvereniging te Semarang, doch werd, nadat hem een geruchtmakend proces wegens opruiing was aangedaan (Nov. 1917), geëxterneerd. Na een kort verblijf in Nederland trad hij in dienst van de Communistische Internationale, voor welke organisatie hij o.a. met Soen Yat-Sen contact legde (1921). Na de dood van Lenin (1924) kwam hij met Stalin in conflict. Zijn activiteit nu tot Nederland beperkend, werd hij de voornaamste figuur in het Nationaal Arbeids Secretariaat. Nadat hij in 1927 de Communistische partij verlaten had stichtte hij in 1929 de Revolutionnair Socialistische Partij (na de fusie met de Onafh.
Soc. Partij Rev. Soc. Arb. Partij geheten). Voor deze had hij van 1933-1937 zitting in de Tweede Kamer. Hij zette tijdens de Duitse bezetting (1940) zijn politieke activiteit onverminderd voort tot aan hem en een klein getal getrouwen het doodvonnis voltrokken werd.FR. DE JONG EDZN