genaamd Lisân al-Ghaib (stem uit de andere wereld), grootste lyrische dichter van Perzië (Sjiraz begin 14de eeuw 1389). Hij studeerde in de Mohammedaanse religieuze wetenschappen en woonde vervolgens als derwisj in vrijwillige armoede te Sjiraz ten tijde van de heerschappij der Mozafferieden, die hij in zijn gedichten roemde.
Vruchteloos nodigde de Ilchaniede sultan Ahmed hem uit het Hof te Bagdad te bezoeken. Toen in 1388 de veroveraar Timoer Sjiraz binnentrok, bejegende hij de dichter, naar de overlevering wil, met de meeste onderscheiding. Eerst na zijn dood werden zijn oden en elegieën tot een diwan (bundel) verzameld. In zijn ghazals, waarin hij met bevalligheid en gloed de wijn, de liefde en de vreugd bezingt, is naar Perzische poëtische gewoonte mystieke interpretatie met de werkelijkheid dooreengemengd.Bibl.: De diwan is voor de eerste maal in 1791 te Calcutta gedrukt en aldaar, alsmede in Perzië, zijn vervolgens onderscheiden uitgaven in steendruk verschenen (laatste Teheran 1928). Bij die van Constantinopel (1840) en Gaïro (3 dln, 1843) bevinden zich uitleggingen in het Turks, die gevoegd zijn bij de grote critische uitgave van Hermann Brockhaus (3 dln, 1854-1863). L. H. Palmer en H. Wilberforce Garke (Calcutta 1891) leverden een Engelse vertaling van de gehele Diwan, von Hammer Purgstall (Stuttgart 1812-1813), von Rosenzweig Schwannau (Wien 1858-1864) een Duitse, A.
Guy, een Franse (1ste dl, Paris 1939). Een bloemlezing er uit gaf Bodenstedt onder de titel Der Sänger von Schiras. Hafisische Lieder (Berlin 1877).