Franse stad (dép. Yonne) met (1946) 17.330 inw., ligt op 76-159 m hoogte aan de Yonne, aan de mond van de Vanne en is een spoorwegkruispunt.
Het oudste gedeelte is omgeven door boulevards, die de oude Romeinse ommuring volgen. De kathedraal St-Etienne is het prototype voor de grote Gothische kathedralen.Zij werd grotendeels gebouwd van 1130-1160 en 1164 gewijd door paus Alexander III. Het transept is van 1490-1510 herbouwd door Martin Chambiges. De gevel is van de 12de en 13de eeuw met een klokketoren, die voltooid is in de 16de eeuw. Aan de zuidkant van de kerk staat Le Palais Synodal uit de 13de eeuw, gerestaureerd door Viollet-le-Duc. Het interieur van de kathedraal dankt zijn harmonie aan de hoge gewelven van Guillaume de Sens, de latere architect van Canterbury, en aan de serie 12de- en 16de- eeuwse gebrandschilderde ramen. De schat van de kathedraal behoort tot de rijkste van Frankrijk. In het oude stadhuis is het museum ondergebracht en een belangrijke bibliotheek.
De stad heeft handel en enige industrie. Zij is de zetel van een aartsbisschop en van een handelsrechtbank en bezit een lyceum, een seminarium, een museum met Gallisch-Romeinse oudheden, en een Kamer van Koophandel.
Sens was het oude Agedincum, de hoofdstad der Senonen, en van 1163-1165 de zetel van de uit Italië gevluchte paus Alexander III.