behoort, met hefboom, takel, windas en wig, tot de vijf enkelvoudige werktuigen, die reeds in de Oudheid bekend waren. Heron van Alexandrië, die omstreeks de 1ste eeuw na Chr. leefde, heeft in zijn boek over de Mechanica een interessante beschrijving gegeven van de wijze waarop destijds een moer werd vervaardigd voor de houten schroefspil van een wijnpers, en van de schroef zonder einde, werkende op een wormwiel.
De moderne werktuigkundige techniek gebruikt de schroef, in verschillende uitvoeringsvormen, voor bevestiging, voor kleine verplaatsingen van lasten (schroefvijzels), en voor overbrenging van beweging (worm en wormwiel). Het woord schroef wordt ook gebruikt voor propellers: scheepsschroef, luchtschroef, schroefpomp, en schroefventilator. Als bevestigingselement heeft de schroef het voordeel losneembaar te zijn.
Toen de werktuigbouw in het begin van de 19de eeuw, door de komst van de stoommachine, een aanvang had genomen bleek al spoedig, dat de fabricage van de onderdelen, die van schroefdraad waren voorzien, met het oog op het samenpassen van wisselstukken, uitvoerig moest worden georganiseerd. De weg is toen gewezen door Joseph Whitworth, die een schroefdraadstelsel heeft opgesteld, dat thans nog in gebruik is, hoewel daarna ook andere systemen in gebruik zijn gekomen. Hij paste voor alle schroeven een schroefdraadprofiel toe, gevormd door een gelijkbenige driehoek met een tophoek van 55°, op 1/6 van de hoogte afgerond. De buitenwerks gemeten middellijn werd genormaliseerd in Engelse maten en de spoed werd uitgedrukt in het aantal gangen per 1 Eng. duim. Hierdoor werd het mogelijk verwisselbare schroeven en moeren in massa, als handelsartikel, te vervaardigen.
Naast het Whitworth-stelsel wordt thans ook het metrisch-schroefdraadsysteem toegelaten; voor pijpverbindingen is een zgn. gasdraadsysteem ingevoerd en de gloeilamp-industrie past voor de gloeilampen de zgn. Edison-draad toe.
Voor losneembare bevestiging worden verschillende schroefconstructies gebruikt:
Schroefbout en moer: In de te verbinden delen worden gaten geboord, de bouten worden door de gaten gestoken en de delen worden met grote kracht tegen elkaar gedrukt door de moeren, overeenkomstig het draagvermogen van de bout, aan te halen met een zgn. schroefsleutel.
Kopbouten of kopschroeven dienen om een losneembaar deel, bijv. een deksel, aan een vast constructiedeel te verbinden. De moerdraad wordt dan in het constructiedeel gesneden en de kopbout steekt door een gat in het te bevestigen deel.
Tapeind en moer, in het constructiedeel wordt een tapeind vastgeschroefd, waarvan het uitstekende einde voorzien is van schroefdraad, de bevestiging geschiedt nu door het aanhalen van een afzonderlijke moer.
Wartelmoeren worden toegepast in pijpverbindingen. Eenvoudiger maar niet beter is de verbinding, waarbij de pijpeinden van gasdraad worden voorzien, zodat zij in pijpfittings, als sockets, nippels, tee-stukken enz. kunnen worden vastgeschroefd.