Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SCHOOTEN, van

betekenis & definitie

was de naam van drie 17de-eeuwse hoogleraren in de wiskunde en vestingbouw. De vader, Frans van Schooten Sr (1581-1646) werd 8 Febr. 1612, met voorbijgaan van Samuel Marolois, benoemd tot professor te Leiden en was tevens ingenieur in dienst van de Republiek, in welke functie hij het leger te velde volgde, als dit nodig was.

Zijn zoon Frans de Jongere (1615-1660) volgde hem in 1646 in het professoraat op en had o.a. Johan de Witt en Christiaan Huygens tot leerlingen. Petrus van Schooten (1634-1679), broeder van Frans jr was sedert 1664 hoogleraar, eveneens te Leiden. Van beide eerstgenoemde vestingbouwkundigen zijn handschriften in de bibliotheek der Leidse universiteit aanwezig, van Petrus van Schooten een in die te Groningen. Voor de kennis van het onderwijs in de vestingbouw zijn zij zeer belangrijk in aansluiting bij de gedrukte werken van Marolois en Freitag.Lit.: F. A. Hoefer, Meded. omtr. het onderwijs in de versterkingskunst aan onze hooge en illustre scholen (Bijdr. Vad. gesch. en oudheidk. 1928).

< >