Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Christiaan huygens

betekenis & definitie

Nederlands wis- en natuurkundige en astronoom van internationale betekenis (’s-Gravenhage 14 Apr. 1629 - 8 Juli 1695), tweede zoon van de volgende en Suzanna van Baerle, ontving zijn eerste onderwijs in wiskunde van Stampioen de Jonge, studeerde in de rechten, van 1645-1647 te Leiden, waar hij de wiskunde beoefende onder leiding van Frans van Schooten, en van 1647-1649 te Breda, waar hij omging met de Engelse wiskundige John Peil. Hij maakte verscheidene buitenlandse reizen, naar Frankrijk (waar hij in 1655 te Angers promoveerde in de rechten) en naar Engeland.

Van 1666-1681 woonde hij te Parijs als lid van de door Colbert in het leven geroepen Académie des Sciences, in het werk waarvan hij een groot aandeel had. Zijn verblijf werd soms onderbroken door oponthoud in de Nederlanden (1670-1671; 1676-1678). In 1681 keerde hij definitief terug en woonde sindsdien te ’s-Gravenhage of op Hofwijck bij Voorburg.Huygens bewoog zich aanvankelijk vnl. op wiskundig gebied en gold in het midden van de 17de eeuw als de leidende figuur onder de Europese wiskundigen. Zijn werk betrof vooral de destijds actuele problemen van rectificatie, quadratuur en kubatuur, zwaartepuntsbepaling, bepaling van raaklijnen aan krommen, extreme waarden, alle problemen die in de latere differentiaal- en integraalrekening volgens algemene methoden zouden worden opgelost, maar die toen nog alle afzonderlijk moesten worden behandeld. Te noemen zijn vooral zijn rectificatie van de parabool en zijn quadratuur van de cissoide. Op den duur bevredigde de zuivere wiskunde hem niet en wijdde hij zich aan de experimentele en vooral aan de mathematische physica. Van de laatste beoefende hij vnl. de mechanica en de optica. Hij zette de bij Galilei begonnen ontwikkeling van de klassieke mechanica voort door zijn onderzoekingen over val- en slingerbeweging, cirkelbeweging en botsing.

Door zijn theorie van de physische slinger maakte hij een begin met de dynamica van het vaste lichaam. Hij formuleerde en gebruikte het relativiteitsbeginsel der klassieke mechanica (het zgn. relativiteitsbeginsel van Galilei) en kwam door generalisering van een statisch axioma van Torricelli tot een beginsel, dat gelijkwaardig is aan het principe van behoud van mechanisch arbeidsvermogen in het homogene zwaarteveld. De theorie van de slingerbeweging had een technisch pendant in de constructie van een slingeruurwerk (1656), dat een aanzienlijke verbetering in de tijdmeting bracht. Deze vondst gaf aanleiding tot nieuwe theoretische onderzoekingen (exact isochronisme van slingeringen langs een cycloide; verwezenlijking hiervan met behulp van de theorie van evoluten en evolventen) en technische verbeteringen en varianten (o.a. onrust met spiraalveer in zakuurwerken).

Het doel was daarbij vnl. de verbetering van de tijdmeting op zee om daardoor tot een betere bepaling van de geografische lengte te komen.

Op het gebied van de optica hield hij zich bezig met de geometrische theorie van lenzen en haar toepassing in kijkers en microscopen. Hij bestudeerde sferische aberratie en vond het naar hem genoemde oculair uit (1662). Verder stelde hij een mechanistische lichttheorie op, waarin de voortplanting van het licht werd beschouwd als een uitbreiding van stoten in een subtiele middenstof (aether). Deze stoottheorie wordt vaak als undulatietheorie aangeduid, waarbij men echter niet aan het voortplanten van trillingen moet denken ; van een vibratorisch karakter van het licht is bij Huygens geen sprake. Zijn lichttheorie is gebaseerd op een algemeen naar hem genoemd beginsel (z buigingsverschijnselen). Met behulp hiervan behandelde hij o.a. de dubbele breking. Zijn stoottheorie van het licht werd in de 19de eeuw omgevormd tot een trillingstheorie, die de gehele 19de eeuwse optica heeft beheerst.

Met door hem zelf en zijn broer Constantijn geslepen lenzen construeerde hij kijkers en microscopen, waarmee hij astronomische en microbiologische waarnemingen deed. Hij ontdekte (1655) de eerste waargenomen satelliet van Saturnus en herkende in de eigenaardigheid van het uiterlijk van deze planeet een ring. Hij verbeterde de luchtpomp en voerde hiermee vele proeven uit, waarmee hij o.a. het soms naar hem genoemde verschijnsel ontdekte, dat bij luchtvrij kwik of water het barometrisch verschijnsel achterwege kan blijven. Hij probeerde een motor te construeren door gebruik te maken van de explosieve werking van buskruit.

In de arithmetische muziektheorie trachtte hij een betere aansluiting aan de natuurlijke stemming te krijgen door het octaaf te verdelen in 31 gelijke intervallen en de verschillende muzikale intervallen als veelvouden van zulk een kleinste interval op te vatten.

DR E. J. DIJKSTERHUIS

Bibl.: De verzamelde geschriften van Huygens (gepubliceerde en ongepubliceerde werken, briefwisseling en aantekenboeken) zijn uitgegeven door de Holl. Mij der Wetenschappen (Haarlem) : Œuvres Complètes de C. H. (22 dln, 1888-1950) onder opv. redactie van D. Bierens de Haan (1885-1895), J. Bosscha (1895-1911), D. J.

Korteweg (1911-1927), J. A. Vollgraff (1927-1950). In het volgend overzicht van H.’s werken wordt met Romeinse cijfers naar de delen van deze editie verwezen.

Wiskunde. De iis quae liquido supernatant (1650; XI, wisk. onderzoekingen over drijvende lichamen) ; Theoremata de quadratura hyperboles etc. (1651 ; XI; quadratuurproblemen; met critiek op de cirkelquadratuur van Gregorius a S. Vincentio) ; De circuli magnitudine inventa (1654; XII; methoden ter bepaling van n)\ Van rekeningh in spelen van geluck (1656—57; XIV; waarschijnlijkheidsrekening) ; Klassieke problemen (XII) ; Problemen der 17de-eeuwse wiskunde (XIV; XX).

Mechanica. Horologium Oscillatorium (1763; XVIII; rechtlijnige en cycloidale valbeweging, slingerpunt van de physische slinger; evoluten en evolventen); De motu corporum ex percussione (posthuum 1703 ; XVI ; botsing) ; De vi centrifuga (posthuum 1703; XVI; dynamica der cirkelbeweging); Absolute en relatieve beweging (XVI).

Physica. Theorie: Dioptrica (1653; XIII; breking, lenzen, optische toestellen, spherische aberratie); Traité de la Lumière (1690; XIX; wezen van het licht, terugkaatsing, breking en dubbele breking, behandeld volgens de stoottheorie met behulp van het beginsel van H. (uitgesproken XIX p. 475) ; Discours de la cause de la pesanteur (1690; XXI; aethertheorie van de zwaarte); Instrumenten: lenzen voor telescopen en microscopen; toestellen voor het slijpen van lenzen (XVII, XXI); oculairmicrometer; oculair van H. (XIII) ; slingeruurwerk (1656), behandeld in Horologium (1658; XVII) en Horologium Oscillatorium (1673; XVIII); Verbetering van de luchtpomp en proeven hiermee (XVII) ; Buskruitmotor (1673; XXII); onrust met spiraalveer in uurwerken (1675; XVIII).

Astronomie: De Saturni Lima observatio nova (1656; XV; ontdekking van de maan Titaan van Saturnus); Systema Saturnium (1659 ; XV ; ring van Saturnus ; waarnemingen over planeten) ; Descriptio Automati planetarii (XXI; constructie van een planetarium); Kosmotheoros (posthuum 1698; XXI; over de bewoonbaarheid van hemellichamen).

Meteorologie. De coronis et parheliis (1662-’63; XVII; kringen om zon en maan; bijzonnen).

Muziektheorie. Nouveau cycle harmonique (1661 ; XX; verdeling van het octaaf in 31 dièzes).

Lit.: Biographie door J. A. Vollgraff in XXII; voorts A. E. Bell, Ghr. H. (London 1947, met voorbehoud te raadplegen) ; E.

J. Dijksterhuis, De mechanisering van het wereldbeeld (Amsterdam 1950); Chr. H. Bij de voltooiing van zijn Œuvres Complètes (Haarlem 1951).

< >