zeemansterm voor het verbinden en bewerken van touwwerk voor scheepsgebruik, zoals takelen, bekleden, marlen, splitsen, knopen (zie knoop), leggen van bindsels en steken, maken van platting en matten, enz. Het schiemannen was in de zeiltijd een belangrijke, kunstige en omvangrijke handenarbeid, die deels aan de wal, deels aan boord werd verricht.
Sindsdien zijn een groot aantal van de meer ingewikkelde bewerkingen vergeten of in onbruik geraakt, evenals de rang of functie van schieman, vroeger een van de hoogste der zgn. „dekofficieren” (scheepsonderofficieren).
Takelingen van takel of zeilgaren (bij zware trossen van schiemansgaren of marllijn) worden op tampen (uiteinden) van lopend touwwerk gezet om uitdraaien daarvan te kunnen voorkomen. Voor de eenvoudigste en meest gebruikelijke wijze van takelen (ook voor huishoudelijk gebruik) neemt men een eind garen, legt het tegen de af te binden tamp en draait het drie à vier maal stijf met zon daaromheen (naar de tamp toe). Van het overschietende eind garen maakt men een bocht en daarmede worden een volgende 4 à 5 slagen rond de tamp gelegd. Het einde van de bocht wordt doorgetrokken en het overblijvende gareneinde afgesneden. Een takeling kan verder met garen worden afgewerkt (genaaide takeling en gekruiste takeling).
Bekleden van touwwerk geschiedt meestal ter voorkoming van beschadiging door weer en wind of bij schavielen (schuren). Eerst wordt het touw getrenst (leggen van lijn, schiemansgaren of huizing in de tieren), daarna gesmart (omwinden met geteerde stroken oud zeildoek om inwateren te beletten) en ten slotte met schiemansgaren bekleed met behulp van een kleedkuil. Staalbouw wordt meestal bekleed op splitsen ter voorkoming van roesten en van verwonding aan uitstekende garens (draden). Beide soorten touw zijn op eenvoudige wijze tegen schavielen te beschermen door ze te marlen, waarbij zeildoek met marllijn, huizing of schiemansgaren wordt vastgebonden.
Platting (zie knoop) wordt behalve voor touwstoppers enz. ook gebruikt voor schavielingmatten in tuig van zeilschepen of voor loodbroekings (waar de loder, staande op het loodbordes, tegenaan leunt).
F. J. KROESEN
Lit.: T. J. Noordraven, Schiemanswerk, herzien door S. P. de Boer, 5de dr. (Amsterdam 1951); J. H. Coolhaas, Schiemanswerk, 6de dr. uitg.
Kon. Ned. Toeristenbond A.N.W.B. (1947).