(1, zeemanschap), in touw, wordt gemaakt door de strengen, waaruit het touw bestaat, uiteen te draaien en op bepaalde wijze weer ineen te vlechten of te knopen, terwijl bij een Turkse knoop, die verschuifbaar of vast kan zijn, een dunne lijn rond een dikker touw wordt gevlochten en al of niet door het touw heengestoken. Een knoop kan dienen als stuiting, merk, versiersel, verbinding, of om te voorkomen dat het touw uiteenrafelt.
Men onderscheidt o.a.: de halve schildknoop dienende als uitgangspunt voor het maken van andere knopen; de hele schildknoop wordt gevormd door de halve te verdubbelen; de Spaanse takeling is een kruisknoop, waarbij de einden der strengen door het touw worden weggesplitst; de valreepsknoop wordt gevormd door een halve schildknoop te leggen, daarop een kruisknoop, dan de schildknoop te verdubbelen, daarna de kruisknoop te verdubbelen en ten slotte de 3 strengen naar onderen door te steken; de stoppersknoop bestaat uit een halve schildknoop, waarop een kruisknoop wordt gelegd, waarna de schildknoop wordt verdubbeld en de 3 strengen naar onderen worden doorgestoken; de staande wantsknoop dient om twee einden touwwerk aan elkaar te verbinden. Men steekt de 3 strengen van het ene einde tussen de strengen van het andere eind en legt nu met de 2 stellen strengen een halve schildknoop om elk touw. De uiteinden van de strengen worden langs het touw bijgebonden; de Turkse knoop dient o.a. om de sporten van een Jacobsladder op te sluiten. Men splitst hiertoe een driesprong van lijn zodanig in het midden van de tros, dat uit iedere tier een der 3 lijntjes komt. Met de 3 lijnen wordt een halve schildknoop gelegd en daarop een kruisknoop, waarna beide knopen verdrievoudigd worden. De losse Turkse knoop kan ook van één dunne lijn rond een tros of rondhout worden gelegd; de boerenplatting wordt gemaakt door een tros en daarna de strengen uiteen te rafelen en te verdelen in 7 delen (foksies). Deze worden daarna ineengevlochten. Deze platting wordt gebruikt voor het eind van een stopper; de Franse platting wordt gevlochten uit 5 foksies en wordt gebruikt voor een lijfseizing (eind dat een man bij gevaarlijke werkzaamheden om zich heen bindt, om te verhinderen dat hij buitenboord valt). Alle andere „knopen” (halve knoop, platte knoop enz.) zijn in werkelijkheid steken (z splitsen). p. j. s. DE JONG
Lit.: Clifford W. Ashley, The Ashley Book of Knots (1947), ca 4000 knopen.
(2, zeevaartkunde) is de maat voor de snelheid van een schip: een knoop is gelijk een zeemijl per uur. De naam is ontstaan uit het meten van de vaart met een loglijn, waarin een aantal knopen was gelegd. De afstand tussen twee knopen correspondeerde met de afstand, welke door een schip met een vaart van één zeemijl in een bepaald aantal seconden werd afgelegd.
(3, wiskunde) of knooppunt noemt men een dubbelpunt ener vlakke kromme met twee reële verschillende raaklijnen; evenzo wordt een dubbellijn van een oppervlak knoopkromme genoemd, als de beide raakvlakken in ieder van haar punten reëel en verschillend zijn. In de topologie verstaat men onder knoopvorming ener gesloten ruimtekromme een zodanig verloop dezer kromme, dat zij (in de gewone driedimensionale ruimte geplaatst) niet op continue wijze in een vlakke kromme kan overgaan.
(4, sterrenkunde) noemt men het snijpunt van twee grote cirkels aan de hemelbol. In meer beperkte zin noemt men knopen de snijpunten van de zonnebaan (ecliptica) met de aequator, of met de baan van een planeet of van de maan. Men geeft de naam van knopenlijn aan de verbindingslijn tussen de beide knopen. Zo is bijv. de knopenlijn van de baan der maan de rechte lijn volgens welke de ecliptica door het vlak der maanbaan gesneden wordt; het punt, waar de maan zich noordwaarts boven de ecliptica verheft, noemt men de klimmende knoop, het daartegenover gelegen punt de dalende knoop. Daar de maan bij elke volgende omloop de ecliptica in een meer westelijk punt snijdt, zijn de knopen niet standvastig, maar schuiven steeds van het O. naar het W.; in ca 19 jaar maken zij een volledige omloop.