Jiddisch schrijver (Kutno, Polen 1 Jan. 1880), doet zijn intrede in 1900 in de Jiddische literatuur met het sentimentele verhaal Mojsjele. In 1904 verschijnt reeds zijn boek A sjtetl (Het stadje), dat hem een vooraanstaande plaats in de moderne Joodse letteren verleent. Door het grote aantal toneelstukken, novellen en romans over actuele evenals historische onderwerpen, waarin zich de problematiek en stemmingen weerspiegelen, die het Joodse leven der 20ste eeuw beheersen, verwerft hij een tot nog toe ongekende populariteit, die ook buiten de Joodse lezerskring reikt.
Zijn werken worden vertaald in vele Europese talen (in het Ned.: Een pogrom, Motke de dief, De Nazarener) en zijn toneelstukken worden opgevoerd door de beste toneelgroepen van Duitsland, Rusland en Polen van voor Wereldoorlog I (God van Wrake door Max Reinhardt, Berlijn; Mosjiach’s tsajtn, Petersburg; Motke de dief, Warschau, 1917). Sommige van Asch’ werken vinden meer ingang bij den niet-Joodsen dan bij den Joodsen lezer en het gebeurt dat zijn boek eerder in de vertaling het daglicht ziet dan in de oorspronkelijke Jiddische taal (De Nazarener). Asch is van huis uit romanticus.Hij idealiseert sterk het Joodse verleden, wat hem vaak hindert een duidelijke visie op het heden te hebben. Zijn stijl is lyrisch-episch.
Tot Asch’ belangrijkste werken, die grotendeels in vertaling verschenen zijn, (hoofdzakelijk in het Engels en Duits), behoren: A sjtetl; Mosjiach’s tsajtn; God van Wrake; Sabbatai Zebi; Amerike; Meri; In Erets-Isroël; Der weg tsu zich; Reb Sjlojme Nogid; Motke de dief; Onkel Mozes; Kiddoesj Hasjem; Di kisjoefmacherin fun Kastilje; Di moeter; Voor den Zondvloed (trilogie); Der tehillimjid; De Nazarener en het laatste werk Het brandende Braambos, dat een reeks vertellingen bevat uit het martelaarsleven der Joden in Polen onder de Duitse bezetting en in 1946 te New York verschenen is.
L. FUKS
Lit.: I. Trunk, Idealism un naturalism in der Jiddischer literatur (Warschau 1927, Jid.); M. Kats, Jaarg. 3, no 4 van „Jiddische Kultur” (New York 1940, Jid.); N. Majzel, Vorgejer un mittsajtler (New York 1946, Jid.).