adellijk Italiaans geslacht, tot de partij der Ghibellijnen behorend, dat, na de val van de familie Romano van 1259-1387 machtig was te Verona.
Mastino werd in 1259 tegenover de graven van Verona en steunend op de ambachten, de vijanden van adel en Welfen, podestà van Verona, in 1262 capitano; hij stond als Ghibellijn Konradijn van Zwaben getrouw ter zijde, maar werd in 1277 vermoord. Zijn nakomelingen beheersten Verona geheel en verwierven daarenboven de steden Padua, Vicenza en Treviso.
Cangrande (1291-1329) werd door keizer Hendrik VII benoemd tot erfelijk vice-curator van Verona, en werd in 1318 door de Lombardische Ghibellijnenbond tot Kapitein verkozen. Hij was zeer waarschijnlijk gastheer van Dante in diens ballingschap.
Mastino II won in 1332 Brescia, in 1335 Parma en Lucca, doch leed in de oorlog tegen Venetië de nederlaag en het laatste regerende lid van het geslacht, Antonio, werd in 1387 door Gian Galeazzo Visconti uit het bezit van Verona verdreven. De laatste telg van de familie overleed in 1598 in Beierse dienst. Beroemd zijn de van 1277-1370 opgerichte Scaligergraven te Verona.
Lit.: N. Spangenberg, Cangrande I della Scala (2 dln, Berlin 1892-1895); C. Cipolla, La storia scaligera secondo i documenti degli Archivi di Modena e Reggio (Venezia 1903); L. Simeoni, La formazionc della signoria scaligera (Venezia 1926); Idem, Le origini del conflitto veneto-fiorentino scaligero, 1336-1339 (Bologna 1931); F. Ercole, Dal Comune al Principato (Firenze 1929); W. Hagemann, Die Entstehung der Signorie della Scala (Berlin 1937).