Duits schilder, etser en kunsthistoricus (Frankfort a.d. Main 12 Mei 1606 - Neurenberg 14 Oct. 1688), was o.a. in 1622 te Praag bij Egidius Sadeler in de leer, daarna in Frankfort a.d.
Main bij Seb. Stosskopf (1623) en ten slotte bij Gerard Honthorst in Utrecht, die hij in 1627 naar Londen vergezelde. In het volgend jaar trok hij naar Italië (Venetië, Bologna, Rome, Napels), keerde in 1635 naar Frankfort terug en verbleef tussen 1637-’42 in Amsterdam. Na vele verdere reizen vestigde hij zich in 1674 te Neurenberg.Hoewel hij tijdens zijn leven als schilder zeer werd gewaardeerd en door Hoogstraten (1651) als de grootste Duitse schilder van zijn tijd beschouwd, wordt zijn betekenis als beeldend kunstenaar verreweg overtroffen door die als schrijver over kunstgeschiedenis. Hij was de auteur van de Teutsche Akademie der edlen Bau-, Bild- und Malereikünste (2 dln, 1675-’79, Lat. 1683, nieuwe uitg. met inleiding en commentaar door A. R. Peltzer 1925), het eerste grote Duitse kunsthistorische werk. Als schilder is hij het best in zijn portretten in Hollandse stijl en in stillevens. Hij was leider van de academie te Neurenberg. Hier ontstond ook in 1649 zijn hoofdwerk, het schilderij van de vredesmaaltijd, die door paltsgraaf Karel Gustaaf op 25 Sept. 1649 werd gegeven.
Lit.: P. Kutter, J. v. S. als Künstler (Strassburg 1907); W. Waetzold, Deutsche Kunsthistoriker, dl I (Leipzig 1921); A. R. Peltzer, S.-Studien, in: Münch.
Jahrb. d. bild. Kunst, N. F., 2 (1925).