(oorspr. Sandcroft), aartsbisschop van Canterbury (Fressingfield, Suffolk, 30 Jan. 1616 - 24 Nov. 1693), doceerde te Cambridge, doch moest zich onder de druk der Puriteinen in 1651 terugtrekken; in zijn geboorteplaats schreef hij tegen het Calvinistisch determinisme en tegen de politiek der Puriteinen. Enkele jaren was hij buitenslands, tijdelijk ook in Nederland, doch bij de restauratie der Stuarts keerde hij terug, werd dean van York en nog in hetzelfde jaar (1664) van St Paul’s; vrijgevig en toegewijd heeft hij een zeer belangrijke rol bij de herbouw door Sir Christopher Wren gespeeld.
Na reeds twee jaar archdeacon (1668-’70) geweest te zijn, werd hij op 27 Jan. 1678 tot aartsbisschop van Canterbury gewijd. Als zodanig was hij aan het sterfbed van Karel II in 1685, van wie hij zeer ernstig berouw eiste, en werd steeds meer in de politieke moeilijkheden van zijn tijd gewikkeld; hij weigerde verschillende functies en regelingen van koning Jacobus II en ten slotte, na de revolutie, de eed aan William en Mary. Hierop werd hij afgezet, waarna hij zich opnieuw in zijn geboorteplaats terugtrok en opgevolgd werd door Tillotson. Sancroft was een aanhanger van Andrewes en Laud in kerkelijk-politiek opzicht, de laatste van de oude school, gereserveerd in zijn optreden, door o.a. Burnet ongunstig beoordeeld, door anderen ten zeerste geprezen, in elk geval een Anglicaan, in wiens leven de gistingen van zijn tijd zich volledig spiegelden.
Bibl.: Fur praedestinatus sive Dialogus inter quendam Ordinis Praedicantium Calvinistam et Furem ad laqueum damnatum habitus (1651); Modern Policies (1652).
Lit.: G. D’Oyly, Life of S., 2 dln (1821); A. Strickland, Lives of the Seven Bishops (1866); C. W. Roldanus, De gepredestineerde dief herrezen, in: Ned. Archief voor Kerkgesch. XXXVI, blz. 135-148 (1948-’49).