Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

DETERMINISME

betekenis & definitie

(filosofie) tegenover indeterminisme: de leer, dat iets al of niet bepaald is. Onder determinisme verstaat men speciaal de leer, dat alles wat gebeurt, nauwkeurig door zijn oorzaken (zie causaliteit) bepaald is.

Het indeterminisme houdt een minder absolute stelling in, daar wel geen van zijn aanhangers beweert, dat niets door oorzaken is bepaald. Volgens de indeterministen zijn soms gebeurtenissen niet volledig door voorafgaande oorzaken bepaald. Zij staan m.a.w. niet steeds van tevoren reeds vast en zijn in dat geval ook door niemand vooraf te berekenen of te voorspellen. Wanneer het hoe van het gedetermineerd-zijn bekend is, kan het toekomstig verloop van gebeurtenissen nl. aangegeven worden. Men ziet dit bijv. zeer fraai in de astronomie: reeds Thales van Milete bracht grote indruk teweeg door zijn voorspelling van een zonsverduistering. De vooruitgang van het natuurwetenschappelijk onderzoek speciaal sedert de Renaissance stelde tot steeds fijner berekeningen op allerlei gebied in staat. Uit de bevestigingen van deze werd de indruk verkregen, dat de processen in de natuur alom streng gedetermineerd verlopen.Een geest met voldoende kennis (zoals door La Place verondersteld, welke gedachte door du Bois Reymond is uitgewerkt) zou dus het gehele toekomstige wereldgebeuren kunnen aangeven. In aansluiting bij de successen van het natuurwetenschappelijk onderzoek was men nu geneigd deze gedachte ook toe te passen op de menselijke handelingen. Hier ontstond echter een scherpe strijd. De indeterministen — in Nederland bijv. Kohnstamm — verdedigen in dit verband de vrijheid van de menselijke wil (zie wilsvrijheid), bijv. om ethische beslissingen te nemen. De deterministen — bijv. Heymans — houden intussen vol, dat het causaal streng gedetermineerd-zijn ook van het psychisch verloop psychologisch juist is en in de ethiek niet ontbeerd kan worden, daar men anders nooit tot een zedelijk oordeel over een ander persoon zou kunnen komen. Volgens de ene partij zou ethiek niet mogelijk zijn zonder de juistheid van het indeterminisme, volgens de andere zonder die van het determinisme!

In de strijd tussen deterministen en indeterministen is nu een nieuw gezichtspunt gekomen door de onderzoekingen over kleinste deeltjes of de microfysica. Het bleek daarbij niet mogelijk om hun gedrag in bepaalde omstandigheden nauwkeurig te berekenen: in plaats van de oude, streng causale wetten moet de natuurkunde hier gebruik maken van globale, statistische wetten. Daar volgens het merendeel van de onderzoekers de bedoelde onmogelijkheid principieel is, achten zij daarmede de strenge geldigheid van het oude causaliteitsbeginsel ondergraven. De moderne natuurkunde neemt derhalve het voorkomen van ongedetermineerde voorvallen aan. Intussen ontbreekt het niet geheel aan tegenstanders van deze opvatting. Volgens dezen legt de zojuist genoemde redenering een te nauw verband tussen bereken- of voorspelbaarheid en gedetermineerd-zijn. Ook al is de huidige natuurwetenschap dan niet in staat bepaalde processen nauwkeurig te voorspellen (zoals in de astronomie bijv. mogelijk bleek), daarom kunnen zij op zichzelf toch wel streng gedetermineerd verlopen. Dit wordt door deze deterministen dan op aprioristische gronden — dus afziende van natuurwetenschappelijke onderzoekingsresultaten — aangenomen. Het laat zich horen, dat zij die, zoals Kohnstamm, op ethisch-psychologisch gebied voorstander zijn van het indeterminisme, zich op deze situatie in de natuurkunde beroepen tot steun van hun standpunt.

J. J. POORTMAN

Lit.: G. Heymans, Einführung in die Ethik (1914, 1922); J. D. van der Waals Jr., Het indeterminisme in de hedendaagsche natuurkunde (Gids 1927); H. Groos, Die Konsequenzen u. Inkonsequenzen des D. (1931); A. H. Compton, The freedom of man (1935); E. Gonseth, Déterminisme et liberté (1945); Ph. Kohnstamm, Vrije Wil of Determinisme (1947); J. J. Poortman, Indeterminisme of Determinisme? (1949).

< >