Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Samuel MULLER

betekenis & definitie

Fzn, Nederlands historicus en archivaris (Amsterdam 22 Jan. 1848 - Utrecht 5 Dec. 1922), zoon van Frederik Muller (1), studeerde van 1866-1869 rechten te Amsterdam en promoveerde, in 1872 te Leiden, waar R. Fruin zijn mentor werd.

In 1873 volgde hij gedurende enkele maanden colleges aan de Ecole des chartes te Parijs, alvorens (Febr. 1874) het ambt van gemeente-archivaris van Utrecht te aanvaarden. In 1879 werd hij eveneens rijksarchivaris in de provincie Utrecht. Als beheerder van deze aan middeleeuwse stukken zeer rijke depots en tevens als directeur van de stedelijke kunstverzameling (in 1921 op zijn initiatief met de aartsbisschoppelijke collectie in een Centraal Museum verenigd) heeft hij baanbrekend werk verricht voor het archiefwezen, voor de mediaevistiek en voor de kunstgeschiedenis in Nederland. De Utrechtse archieven heeft hij geordend, verrijkt en grotendeels beschreven; veel geschiedbronnen heeft hij gepubliceerd met belangrijke inleidingen, ten dele in de vorm van regesten als „bijdragen voor een Oorkondenboek van het Sticht Utrecht” (de voltooiing van het eerste deel van dit Oorkondenboek heeft hij niet beleefd). Zijn archieven leverden hem ook de stof voor zijn werk als geschiedschrijver (m.n. Schetsen uit de Middeleeuwen).Ook als stuwende kracht in vele genootschappen heeft de markante persoonlijkheid van „Sam” Muller haar stempel op de lustorische bedrijvigheid in Nederland gedrukt.

Bibl. (o.a.): Mare clausum. Bijdr. tot de gesch. der rivaliteit van Engeland en Nederland in de 17de eeuw (1872); Gesch. der Noordsche Compagnie (1874); Lijst van Noord-Nederl. kronieken (1880; Werken Hist. Gen., n.s.XXXI); Middeleeuwsche rechtsbronnen der stad Utrecht (4 dln, 1883-’85; Oud-Vaderl. Rechtsbr. iste reeks I); De registers en rekeningen van het bisdom Utrecht (2 dln, 1889-91; Werken Hist. Gen., n.s. LIII, LIV); Over claustraliteit (1890; Verhand.

Kon. Akad. v. Wet., Letterk. XIX); Regesten v. h. Kapittel v. St Pieter (1891); Regesten v. h. archief der stad Utrecht (1896; Bijdr. v. e.

Oorkondenb. v. h. Sticht Utr.); Het oudste cartularium v. h. Sticht Utr. (1892; Werken Hist. Gen. 3de reeks III); Het rechtsboek v. d. Dom v. Utrecht (1895; Oud-Vaderl.

Rechtsbr. iste reeks XVIII); Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven (1898, met J. A. Feith en R. Fruin jr); Schetsen uit de Middeleeuwen (1900); Idem, Nieuwe bundel (1914); Rechtsbronnen van den Dom v. Utrecht (1903; Oud-Vad. Rechtsbr. 2de reeks V); Oud-Utrechtsche vertellingen (1904); De Dom van Utrecht (1906); De reis van Jan Cornelisz.

May naar de Ijszee en de Amerik. kust (1909; Werken Linschoten-Ver. I); Het Oud-Holl. huis (1909, met W. Vogelsang); Albr. Dürers niederländische Reise (2 dln, 1918, met J. Veth); Oorkondenb. v. h. Sticht Utrecht I (1920-25, met A.

G. Bouman). Vele archiefinventarissen, tijdschriftartikelen enz.

Lit.: C. L. de Leur, De geschriften van Mr Dr S. Muller Fzn, 1872-1914. Bibliogr. overzicht (1914); Nederl. Archievenblad XXVII, 2 (1914); Necrologieën door: H. E. v.

Gelder, in: Levensber. Mij Ned. Letterk. 1922-’23; N. B. Tenhaeff, in: Tijdschr. v. Gesch. 1923, en in: Verspr. geschr.

II, 1949; J. Veth, in: De Gids 1923; W. Vogelsang, in: Oudheidk. Jaarb. 1923; G. W. Kernkamp, in: Jaarb.

Kon. Akad. v. Wetensch. 1923-’24, en in: Van menschen en tijden, 1931.

< >