Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SAMARIA

betekenis & definitie

is op meer dan één plaats reeds in het Oude Testament de naam van geheel Midden-Palestina. Het landschap ontleende zijn naam aan de hoofdstad, die prachtig gelegen was op en rondom een heuvel, die zich in terrassen boven het dal verheft (vgl.

Jesaja 28: 1). Deze stad werd door de Israëlietische koning Omri omstreeks 883 v. Chr. gesticht en tot residentie gemaakt (I Kon. 16: 24). De naam, die door „wachttoren” zou kunnen worden verklaard, werd afgeleid van de naam van de oorspronkelijke eigenaar van deze uitgestrekte heuvel: Sjemer. Over de luxe in deze hoofdstad tijdens de bloeitijd van het Israëlietische rijk lezen wij o.a. bij Amos (3: 9 vv. enz.). Van belegeringen van de toen welhaast onneembare stad berichten I Kon. 20 en II Kon. 6.

Niet minder dan drie jaar duurde het beleg door de Assyriërs, eer Samaria veroverd en de bevolking in de ballingschap weggevoerd werd: 724-721 v. Chr. Spoedig daarna was Samaria weer de zetel van een der stadhouders van het Assyrische rijk.Evenwel raakte de stad in de daarop volgende eeuwen op de achtergrond, vooral na de verwoestingen in 312 v. Chr. (door Ptolemaios I), in 269 v. Chr. (door Demetrius) en in 107 (door de zoons van Johannes Hyrcanus). Keizer Augustus schonk de stad in 30 v. Chr. aan koning Herodes I, die haar prachtig liet herbouwen en ter ere van zijn weldoener Augustus (in het Gr. Sebastos) Sebaste noemde. Deze naam draagt het tegenwoordige dorpje in de onmiddellijke nabijheid van de puinhopen der oude stad nog heden: Sebastië. In de Byzantijnse periode was Samaria, hoewel door Sichem (Neapolis-Nabloes) overvleugeld, de zetel van een bisschop.

De opgravingen door een Amerikaanse expeditie onder leiding van G. A. Reisner en Cl. S. Fisher hebben belangrijke resultaten opgeleverd, ook voor de Israëlietische periode (blootlegging der fundamenten van het paleis van Omri en Achab). Deze opgravingen (1908-1910) werden sedert 1933 onder leiding van J.

W. Crowfoot en E. L. Sukenik hervat.

PROF. DR F. M. TH. DE LIAGRE BÖHL

Lit.: G. A. Reisner, Cl. S. Fisher en D. G.

Lyon, Harvard Excavations at S. (1924); J. W. Jack, S. in Ahab’s Time (1929); R. W. Hamilton, Guide to the Historical Side of Sebastieh (1936); J. W. Crowfoot c.s., The Buildings of S. (1942).

< >