Vlaams moraaltheoloog (Antwerpen 2 Sept. 1873 - Mechelen 19 Jan. 1944), Jezuïet, was professor in de moraaltheologie aan het filosofisch-theologisch College van zijn orde te Leuven (1907-1936). Hij is in de kringen van de Katholieke theologie bekend door zijn bewerkingen van Ed.
Genicot’s Institutiones Theologiae Moralis en diens Casus Conscientiae. Voor leken schreef hij in het Nederlands verschillende boeken over moraal. Hij was ook een uitstekend kenner van Vondel en Poirters.Bibl. (voorn. publicaties): Ed. Genicot, Institutiones Theologiae Moralis, 2 dln, door S. bewerkt van de 6de dr. af (Bruxelles 1908); Idem, Casus Conscientiae, id. van de 4de dr. af (Bruxelles 1922); Rechtelijke plichtenleer (Brussel 1914); Geneeskundige plichtenleer (Leuven 1919); De Index en de kerkelijke boekenwetten (Brussel 1921); Beginselen van het kerkelijk recht voor leeken (Leuven 1925); Plichtenboekje voor ziekenverpleging (ibid. 1927); De biecht (Kortrijk 1938); alle herhaaldelijk herdrukt.
Letterk. publ.: Ernst en luim, bloeml. uit Pater Poirters (Aalst 1909); Vondel voor ons volk (Leuven 1929), benevens uitgaven van Vondel’s Lucifer (1902), Jozef in Dothan (1903), Adam in Ballingschap (1910), die verschillende edities beleefden.
Biogr.: Prof. dr Emiel Vliebergh (Leuven 1945).
Lit.: J. van Mierlo, In memoriam prof. Dr J. S., Jaarb. 1945, Kon. Vl. Acad.
