Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ZIEKENVERPLEGING

betekenis & definitie

de verzorging van zieken, omvat alle werkzaamheden, die, naast de medische behandeling, tot genezing, verbetering of verzachting van het lijden van de zieke kunnen bijdragen. Zij houdt dus in, behalve een onmisbaar geestelijk element, de zorg voor de algemene materiële behoeften van de lijder, alsmede het verrichten van de nodige technische handgrepen.

Daarenboven beoogt de moderne ziekenverpleging (al naar de richting, waarin zij gespecialiseerd is), boven de aan het ziekbed te bereiken resultaten, het bevorderen van alle medische, hygiënische en preventieve maatregelen, die in het belang van de volksgezondheid worden genomen.De ontwikkeling der ziekenverpleging door alle tijden heen heeft nauw contact gehouden met de opvattingen der geneeskunde, waarvan zij in sommige perioden niet af te zonderen was, maar tegelijk werd zij sterk beïnvloed door godsdienstige overtuigingen, gevoelens van naastenliefde en maatschappelijke verhoudingen. De oudste beschaving gewaagt reeds van een ziekenverpleging, die bij sommige volken, zoals de Hindoes, de Joden en de Grieken, op hoge trap stond. Uit die tijden zijn uitgebreide voorschriften- tot ons gekomen over de verzorging van zieken, die,wat haar beginselen betreft, nog heden ten dage als richtsnoer mogen dienen. Ook de tijden der eerste Christenen waren gunstig voor de ontwikkeling van de ziekenverpleging, omdat de Kerk deze taak opdroeg aan diakenen en diaconessen. Dezen bezochten de zieken in hun woning of namen hen op in voor verpleging beschikbaar gestelde huizen, waardoor reeds toen van wijkverpleging en ziekenhuisverpleging gesproken zou mogen worden. Hoewel deze kerkelijke ziekenverzorgers grotendeels verdrongen werden door andere instellingen, bleven zij hier en daar nog geruime tijd bestaan en heeft hun arbeid tot voorbeeld gediend bij de latere bloei der ziekenverpleging en daarop grote invloed gehad.

Met de opkomst van het kloosterwezen (begin der 5de eeuw) traden leden van bepaalde geestelijke orden in de ziekenverpleging op de voorgrond (Augustijnen en Benedictijnen). Ook de ridders uit de tijd der kruistochten (Johanniter-, Malthezer- en Teutonische ridders) en de orden der Begijnen, Broeders en Zusters des Gemenen Levens en van de Heilige Geest waren voor de verpleging van groot belang. Sommige dezer orden bestaan nog en hebben leden, werkzaam in de verpleging (Johanniters, Begijnen, Oblaten). Sommige orden legden zich op een bepaalde tak van verpleging toe; de orde van St Lazarus en de Franciscanerorde verzorgden speciaal de leprozen. Zowel in materieel als in ideëel opzicht beleefde toen de ziekenverpleging perioden van grote bloei; het technische werk geschiedde echter alleen naar het persoonlijk inzicht, omdat geneeskundige leiding daarin veelal nog ontbrak. Daarna geraakte het verplegingswerk weer in verval, waarbij ook de strijd tussen geestelijk en wereldlijk bestuur zijn invloed deed gelden. Slechts zeer langzaam trad verbetering in: de gemeenschapszin ontwaakte, de opvattingen werden menslievender en nieuwe wetenschappelijke inzichten stelden hun eisen ook aan de verpleging.

De grote hervorming in de ziekenverpleging, mede voorbereid door de opleving in gewijzigde vorm der oude kerkelijke diaconieën, kwam na 1860 (de Fliedners te Kaiserswerth, Florence Nightingale in de Krimoorlog en Henri Dunant, die de stoot gaf tot de oprichting van het Rode Kruis in 1863). Naast de nieuwe geest, die de ziekenverpleging ging beheersen, ontstond ook de behoefte aan speciaal voor zieken bestemde meubelen en andere hulpmiddelen (Pfühler) en ging men de noodzaak inzien van een bepaalde, ook technische voorbereiding tot het werk, die voerde naar een speciale opleiding, die in vele landen wettelijk werd geregeld. De oude vormen van ziekenverzorging, in eigen woning of in speciaal voor verpleging bestemde gebouwen, hebben zich door de eeuwen heen gehandhaafd en ontwikkeld. Echter wordt nu de keuze tussen de verschillende mogelijkheden door andere factoren beïnvloed dan weleer, toen eeuwenlang de ziekenhuizen als regel slechts bevolkt werden door hen, voor wie geen ander onderdak beschikbaar was. Tegenwoordig wordt in de behoefte aan ziekenverpleging voorzien door verschillende instanties, waarbij het particulier initiatief (Groene, Gele en Witte Kruis, kerkelijke orden, particuliere stichtingen) samenwerkt met de overheid.

In de tegenwoordige tijd is het verplegen in de meeste landen tot een maatschappelijk beroep uitgegroeid, waarvoor een veelal wettelijk geregelde opleiding in de ziekenhuizen onder toezicht staat van het Ministerie van Volksgezondheid. Aan het einde dezer meestal 3-jarige opleiding wordt een examen afgenomen ter verkrijging van het ziekenverplegingsdiploma, dat de candidaat het recht geeft zich als ziekenverpleger (-verpleegster) te vestigen of als zodanig in een ziekenhuis te werken. Bij deze opleiding wordt tevens rekening gehouden met de verschillende richtingen, waarin de verplegende zich kan specialiseren (verpleging van geesteszieken, kinderverpleging, kraamvrouwen- en wijkverpleging). De gediplomeerde verpleegsters zijn gebonden aan haar beroepsgeheim, waarvoor zij, ten overstaan van de commissie, die na het examen het diploma uitreikt, de voorgeschreven belofte van geheimhouding afleggen (z ziekenhuis).

DR H. H. MAAS

Lit.: M. A. Nutting en L. L. Doek, A History of Nursing (1907); C. H.

Vernède, Geschiedenis der ziekenverpleging (1927); G. Sellew en C. J. Nuesse, A History of Nursery, 2de dr. (1951).

< >