Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SALOMO

betekenis & definitie

(de naam werd opgevat als „(man) des vredes”), zoon van koning David, was koning over Israël (972-933 v. Chr.).

De indruk, die men uit I Kon. 1-10 ontvangt, is dat hij een machtig heerser was, beroemd wegens zijn wijsheid, en een vroom vorst, die de tempel te Jeruzalem bouwde; dat hij rijk was en prachtlievend. In I Kon. 11 echter vernemen wij, dat zijn vele buitenlandse vrouwen hem tot afgodendienst verleidden, waardoor Jahwe de onderworpen Edomieten en Arameeërs hun juk deed afwerpen en waardoor in Israël een opstand uitbrak. De troon heeft Salomo bestegen met hulp van zijn moeder Bathseba, de profeet Nathan, de priester Zadok en de overste der lijfwacht Benaja. Zijn broeder Adonia, tegen-candidaat voor de troon, liet hij met zijn aanhang vermoorden, zodra hij de macht hiertoe had verworven.Veroveringsoorlogen behoefde hij niet meer te voeren; naar het voorbeeld van zijn vader onderhield hij vriendschappelijke betrekkingen met het buitenland (Egypte, Tyrus) en knoopte nieuwe aan. Hij deed zijn best, een aandeel deelachtig te worden in de welvaart der naburige volken (zeehandel op het goudland Ophir, handel met Tyrus). Ook onderhield hij betrekkingen met de Zuidarabische Sabaeërs, wier koningin hem bezocht. Tot die vriendschappelijke politiek behoorde ook het opnemen van buitenlandse prinsessen in zijn harem en het inrichten van heiligdommen voor vreemde goden (zoals Kamos van Moab). Terwijl Davids tijd de tijd was geweest van het opkomen van nationaal leven, zo was die van Salomo een tijd van rust en bevestiging hiervan.

Hiertoe liet Salomo zich in Jeruzalem zijn koningsstad bouwen en vestingen op de belangrijkste punten des lands. Hiertoe ook paste zich het nationale leven van Israël aan bij dat der omwonende volken. Salomo was evenals zijn vader beroemd als dichter. Meer dan 1000 liederen werden hem toegeschreven, waaraan alleen 1 Kon. 8:12 vlg. bewaard is gebleven. Uit I Kon. 4:32 w. (vgl. Spr. 25:1) besluit men veelal dat de Spreuken van Salomo oorspronkelijk een soort natuurdicht in raadselvorm zijn geweest.

Ook heeft men het verhaal van Salomo’s rechtspraak (I Kon. 3:16-28) uit een andere bron (Indië) afgeleid en als op hem overgedragen willen beschouwen. Uit de meeste verhalen over Salomo spreekt een diepe bewondering. Dat Salomo’s zin voor pracht en weelde op het volk een zware druk legde, is niet te ontkennen. De opstand na zijn dood is wel het directe gevolg er van geweest. Zijn latere roem dankt Salomo vooral aan zijn uitvoering van de tempelbouw als een blijk van grote vroomheid. De pracht van zijn hofhouding („Salomo in al zijn heerlijkheid”, Matth. 6:29) was spreekwoordelijk, ook zijn wijsheid (1 Kon.: 9 en 10). Ook volgens de Mohammedaanse legenden beschikte hij (als de koning Soleiman) over bovenaardse wijsheid en tovermacht.

Lit.: J. Garstang, The Heritage of Solomon; An Historical Introduction to the Sociology of Ancient Palestine (London 1934).

Oden van Salomo.

benaming van het oudste gezangboek der Christenheid. Men kende dit oudste gezangboek (vóór 1909) niet dan uit een paar citaten bij Laetantius (Inst. IV, 12:3) en door de Koptische Pistis Sophia (ed. C. Schmidt in het Berlijnse corpus, dl XIII, 1905), waar men 5 Oden vond in gnostische bewerking en aanvulling. Thans hebben wij 41 van de 42 Oden (Ode II ontbreekt) in het Syrisch, ontdekt door J. Rendel Harris en uitgegeven door hem (1909, 1911 „The Odes and Psalms of Solomon”); definitieve en gecommentarieerde editie door Harris en A.

Mingana (1916-1920). De discussie was een tijdlang zeer levendig. Thans berust men meestal in de bewering, dat het Syrisch een vertaling zou zijn, dat de Oden „gnostisch”, maar tegelijk óók Johanneïsch zouden wezen en dat zij dateren „in de 2de eeuw”.

Een overzicht van de gang van het debat tot 1927 — thans is het ingesluimerd — vindt men in Quantulacumque, Studies presented to Kirsopp Lake, ed. d. R. P. Casey c.s. in Londen (Christophers), pp. 285-302, in het hoofdstuk „The Edessene Origin of the Odes of Solomon” (1937). De Oden zijn oorspronkelijk Syrisch (stijl, versificatie etc.), niet „gnostisch”, maar vulgair-Christelijk, afkomstig van de bnai qeyama in Edessa. Zij verwijzen in VI (de „Tempel-Ode”) naar de overstroming van de Daisan en in IV v. 1-9 naar de gevolgen van die gebeurtenis (anno 201), die bekend zijn uit het Chronicon Edessenum (ed.

Hallier in T.U. IX, 1,1892, pp. 48-62, 84, 146). In verband met de kerkelijke crisis onder Abgar IX (Eusebius, Hist. Eccl. V, 23:2.3) komt men dan tot een datering tussen 192 en 201, wellicht kort na 201. De interpretatie der Oden is van grote betekenis voor het„ Johanneïsche” element (Logos-ode XII) in het oudste Oosterse Christendom.

PROF. DR J. DE ZWAAN

Lit.: Na 1937 in Altaner, Patrologie, § 8, 2. Een zeer vrije nadichting gaf H. J. E. Westerman Holstijn (met introductie door auteur van dit artikel) in 1940 onder de titel: Oden v. S., zangen van rust in den Heere, een bundel lyriek uit de 2de eeuw (Ruys, Zutfen).

Psalmen van Salomo

worden in de Stichometrie van Nicephorus en in de pseudo-Athanasiaanse Synopsis vermeld onder de „Antilegomena” van het O.T.; wellicht hebben zij in de beroemde Codex Sinaïticus gestaan tussen Barnabas en Hermas als „psalmoi idiotikoi”. Zij zijn echter inderdaad uit een geestelijk grensgebied. De oorsprong ligt blijkens de inhoud (dood van Pompeius in Ps. 2:30 vv.: Ryle and James, Psalms of the Pharisees; Schürer III, 152 vv.), eind der 1ste eeuw v. Chr. bij Farizees-gezinden van die dagen. Als Baruch 4: 36-5: 9 (Gr. tekst) berust op Ps. Sal. 11, is die datering zeker.

De messiaanse leer is nog geheel Joods (Ps. 17 en 18) en een Hebr. origineel is zeer waarschijnlijk. In de overlevering bracht de naam „Salomo” ze samen met de „Oden van Salomo”. Voor de kennis van de Farizeese stroming in de 1ste eeuw v. Chr. hebben zij een onmiskenbaar belang.

< >