een der voormalige staten van het Duitse Rijk, telde op een oppervlakte van 1977,45 km2 (1910) 257.177 inw., waaronder 4951 R.K., en bestond uit de beide hertogdommen Coburg en Gotha, gescheiden door grondgebied van Pruisen en Saksen-Meiningen en enige enclaves.
In Saksen-Coburg-Gotha had men tot 1918 een constitutioneel-monarchale regeringsvorm, berustende op de grondwet van 3 Mei 1852. Elk der beide hertogdommen had een afzonderlijke landdag, doch zij hadden (als personele unie) voor algemene belangen een gemeenschappelijke landdag.
Sedert 1247 was Gotha in het bezit van het Saksische huis Wettin, sedert 1374 Coburg ook. Bij de deling van 1485 kwamen beide landjes aan de Ernestijnse tak. Een personele unie tussen Coburg en Gotha kwam intussen pas tot stand in Nov. 1826, toen hertog Ernst I (1806-1844) Saalfeld aan Saksen-Meiningen afstond en daarvoor Gotha ontving. De jongste broer van deze Ernst werd als Leopold I koning van België, zijn tweede zoon werd prins-gemaal in Engeland (zie Albert) en een oomzegger, Ferdinand van Saksen-Coburg-Koháry, huwde met Maria II van Portugal. Diens geslacht bezette van 1853-1910 de Portugese troon. Een oomzegger weer van deze Ferdinand, die dezelfde naam droeg als hij, werd in 1887 vorst van Bulgarije; diens geslacht bezette tot 1946 de Bulgaarse troon.
In 1852 kwam door de grondwet van 3 Mei een organische vereniging van beide hertogdommen tot stand. In 1862 sloot het hertogdom met Pruisen een militaire conventie, streed mede in de oorlog tegen Oostenrijk en trad toe tot de Noordduitse Bond en in 1871 tot het Duitse Rijk. In 1873 sloten de hertogdommen zich nauwer aaneen. Sedert 1874 vergaderden de beide Landdagen samen voor het bespreken van gemeenschappelijke belangen. Hertog Ernst II werd opgevolgd door Alfred, de tweede zoon van zijn broeder, de Engelse prins-gemaal Albert. Toen hertog Alfred in 1900 overleed, werd hij opgevolgd door Karel Eduard uit de lijn Albany; tot zijn meerderjarigheid (1905) stond hij onder regentschap van erfprins Ernst zu Hohenlohe-Langenburg.
Op 11 Mrt 1917 sloot de Landdag de leden van een vorstenhuis, dat met het Duitse Rijk oorlog voerde, van de opvolging uit. Ook hier deed de hertog in 1918 afstand van de troon. In 1920 sloot Coburg zich na volksstemming aan bij de republiek Beieren, Gotha bij de nieuw gevormde vrijstaat Thüringen.