Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SAKSEN-ANHALT

betekenis & definitie

tot 1 Aug. 1952, toen een nieuwe administratieve indeling voor Oost-Duitsland werd ingesteld, een der landen van de Duitse Democratische Republiek, bestaat voor het grootste deel uit de voormalige Pruisische provincie Saksen (uitgezonderd het meest westelijke deel, zoals het Eichsfeld en het gebied om Nordhausen, die in 1945 bij Thüringen werden gevoegd), doch omvat bovendien de vroegere staat Anhalt en enkele vroegere exclaves van Brunswijk en Thüringen (Albstedt). Het heeft een oppervlakte van 24.669 km2 en ligt in de Russische bezettingszone.

Bodemgesteldheid.

Het grootste deel behoort tot de Noordduitse laagvlakte, en bestaat uit heuvelachtige gebieden, venen en vruchtbare dikwijls met löss bedekte landen (Maagdenburger Börde, de Goldene Aue). Tot de bergstreek behoort een deel van de Harz. De voornaamste rivier is de Elbe, die hier vele zijrivieren opneemt, o.a. de Zwarte Elster, de Havel, de Mulde, de Saale (met de Bode). Naar de Wezer stroomt o.a. de Aller. Van de kanalen is het Plauense Kanaal, tussen de Elbe en de Havel, het belangrijkst. De gemiddelde jaarlijkse temperatuur is te Halle 8,95 gr. C., de jaarlijkse hoeveelheid regen in de Harz 1200-1670, aan de Elbe en de Saale 400-500 mm.

Bevolking.

Het Land telt (1946) 4.135.800 inw., d.i. 168 per km2. Er zijn twee steden met meer dan 100.000 inw., nl. Maagdenburg (1946: 236.325 Inw.) en Halle (222.505 inw.). Het Land bezit een universiteit te Halle, een godgeleerd seminarium te Wittenberg, gymnasia en middelbare scholen.

Middelen van bestaan.

De oppervlakte van Saksen-Anhalt bestaat in hoofdzaak uit bouwland en in veel geringere mate uit weiland. Het bergachtige gebied van de Harz is vnl. met bos bedekt evenals aan de Mulde en ten O. van de Elbe. Naast de districten ten O. van de Elbe, aan de Mulde en in de Altmark, waar men zandgrond aantreft, en de hogere gedeelten der bergstreken, zijn er zeer vruchtbare akkerbouwgebieden, vooral tussen Maagdenburg en de Saale. Hier worden vooral suikerbieten geteeld alsmede tarwe, gerst, vlas, oliegewassen enz., op de zandgronden vnl. rogge, haver, aardappelen. Voorts verbouwt men groenten en bloemen (vooral bij Quedlinburg), hop, cichorei, wijn (aan de Saale bij Naumburg) en tabak.

De mijnbouw levert bruinkolen, steenzout, kaïniet, andere kalizouten, ijzererts, kopererts, keukenzout, chloorkalium, glauberzout en zwavelzuur. De bruinkolen komen voor van de Oschersleben over Kalbe tot aan Weissenfels en zoutlagen bij Stassfurt hebben een Europese betekenis. De chemische industrie bij Merseburg o.m. steunt op de aanwezige bruinkolen en zouten (zie Leuna). Verder zijn er in de steden allerlei industriële bedrijven: fabricage van suiker, wollen en katoenen stoffen, cichorei, machines, naaimachines, chemicaliën, sigaren, wagons, dakbedekking, mousserende wijnen, wapens, linnen, stijfsel, leer, schoenen, brandewijn, scheepswerven (Buckau). Het verkeer wordt gediend door bevaarbare rivieren, het Plauense Kanaal, talrijke kunstwegen en een dicht spoorwegnet.

< >