Duits meesterzanger (Neurenberg 5 Nov. 1494 - 19 Jan. 1576), was rondreizend handwerksgezel (schoenmaker); in 1516 werd hij te Neurenberg als meester in het schoenmakersgild opgenomen. Hij was een van de vruchtbaarste schrijvers, die ooit geleefd hebben.
In 1567 had hij, volgens zijn eigen opgaven, 4275 meesterliederen, 208 treur-, blij- en vastenavondspelen en ca 1700 gedichten in rijmparen geschreven. Alles wat hij zag, hoorde of las, gebruikte hij als stof voor zijn werken. Hij vond zijn stof in de Bijbel, in Duitse volksboeken en ridderromans, in vertalingen van Latijnse en Griekse schrijvers, reisbeschrijvingen en kronieken, humanistische werken, wetenschappelijke boeken enz.; ook aan Boccaccio heeft hij veel ontleend; zo behoren tot zijn werken Judith, Alkestis, Griselda, Tristan und Isolde en Der hürnen Seyfrid. Hans Sachs nam elke stof geheel in zich op en gaf die dan op zijn zo huiselijke, levendige, frisse manier weer. Hij begon als meesterzanger en door hem kwam de school van Neurenberg tot bloei.Hij was een warm aanhanger der Hervorming zoals uit zijn uitstekende 4 dialogen en zijn Wittenbergisch Nachtigall (1523) blijkt. Zijn vastenavondspelen, fabels, parabels en kluchtige vertellingen, die tonelen uit het leven van boeren en burgers schilderen, munten uit door een uitstekende karakteristiek, een gelukkige behandeling van de details, een levendige dialoog en echte volkshumor; bekend zijn o.a. St. Peter mit der Geisz (1555); St. Peter und die Landsknechte (1556); Der fahrend Schüler im Paradeis (1557). De 17de eeuw koesterde over het geheel een voorname minachting voor de ongeleerde schoenmaker, die in „Knittelverse” (kreupelrijmen) schreef. Eerst Goethe heeft hem weer de waardering geschonken die hem toekomt; door Goethe werden de „Knittelverse” o.a. in de Faust gebruikt en opnieuw in de letterkunde ingevoerd. Wagner heeft Hans Sachs vereeuwigd in Die Meistersinger von Nürnberg (1862).
Uitg.: De meeste werken zijn oorspr. in afzonderlijke drukken verspreid. Van de 30 dln, waarin S. zelf zijn werken schreef zijn er 20 bewaard. Verz. werken uitg. door A. von Keller en E. Goetze (26 dln, 1870-1908).
Lit.: R. Genée, H. S. und seine Zeit (1902); P. Kaufmann, Krit. Studien zu H. S., diss.
Breslau (1915); Münch, Die sozialen Anschauungen des H. S. (1934); Wolfg. Stammler, Die dtsche Dichtung von der Mystik zum Barock, 1400-1600 (2. Aufl. 1950, met uitv. lit. opgave).