Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RUSSELL, bertrand arthur william

betekenis & definitie

(sinds 1931 3de graaf), viscount Amberley, Engels filosoof (Trelleck 18 Mei 1872), studeerde van 1890 tot 1894 aan het Trinity College te Cambridge. Later doceerde hij aldaar, doch werd tijdens Wereldoorlog I vanwege zijn actie voor dienstweigering ontslagen.

Zijn pacifistische activiteit bracht hem ten slotte gedurende zes maanden in de gevangenis, waar hij zijn Introduction to Mathematical Philosophy (1919) schreef. In 1920 was hij hoogleraar te Peking, bezocht kort daarna Sovjet-Rusland en doceerde later aan verschillende universiteiten in de V.S. De Engelse regering verleende hem in 1949 de Order of Merit. Hij is winnaar van de Nobelprijs voor literatuur voor 1950.Russell is een veelzijdige, beweeglijke en zeer strijdbare persoonlijkheid. Zijn belangrijkst wetenschappelijk werk ligt op het gebied der wiskunde, door de uitbreiding die hij gaf aan de theorieën van Peano en Frege. Ook leverde hij belangrijke bijdragen tot de ontwikkeling van de logistiek. Volgens Russell kunnen de principia der zuivere wiskunde teruggebracht worden tot een aantal logische axioma’s: mathesis en formele logica vallen samen.

Russell heeft aanvankelijk een Platonisch getint realisme en een door Hume beïnvloede sceptische metaphysica voorgestaan. Later heeft de strenge doorvoering van de methode der logische analyse hem tot een wijsgerig atomisme gebracht, dat als laatste bouwstenen der werkelijkheid de van elkaar onafhankelijke zintuiglijke gegevens ziet: „All the aspects of a thing are real, whereas the thing is a mere logical construction. Order, unity and continuity are human inventions just as truly as are catalogues and encyclopaedias”.

In zijn ethica is Russell anti-clericaal en hij wijst ieder dogmatisme in de godsdienst af. In zijn niet-filosofische werken geeft Russell blijk van een diepe belangstelling voor maatschappelijke, staatkundige en opvoedkundige problemen. Met nuchterheid en niet zonder ironie analyseert hij de tegenwoordige politieke en sociale spanningen; hij verwacht van een boven-nationale regering, zo sterk gemaakt dat ze, indien nodig, gehoorzaamheid kan afdwingen, contrôle op investeringen en een rechtvaardige distributie van grondstoffen ter vermijding van de noodlottige gewapende conflicten der op eigen voordeel beluste naties.

DR F. BENDER

Bibl.: German Social Democracy (1896); Critical Exposition of the Philosophy of Leibniz (1900); Principles of Mathematics (1903); Principia Mathematica in samenwerking met A. N. Whitehead (1910-1913); Problems of Philosophy (1912); Mysticism and Logic (1918); Roads to Freedom: Socialism, Anarchism and Syndicalism (1918); The Practice and Theory of Bolshevism (1920); Analysis of Mind (1921); The Problem of China (1922); Logical Atomism (1924); On Education (1926); Analysis of Matter (1927) Sceptical Essays (1928); Marriage and Morals (1929); The Conquest of Happiness (1930); The Scientific Outlook (1931); Education and the Social Order (1932); Freedom and Organization 1814-1914 (1934); An Inquiry into Meaning and Truth (1940); A History of Western Philosophy (1945); Human Knowledge, its Scope and Limits (1948); Authority and the Individual (1949); Western Tradition (1949); Unpopular Essays (1950); New Hopes for a Changing World (1951); Let the People Think (1951); Impact of Science upon Society (1952). Verder talloze artikelen in „Mind”, „Hibbert’s Journal”, „Proceedings of the Aristotelian Society” etc.

Lit.: G. Behrens, Die Prinzipien der mathem. Logik bei Schröder, R. und König (Hamburg 1918); E. B. Jourdain, R. (Paris 1919); Emge, Die Soziologie B. R.’s (1924); J.

H. Muirhead, Contemporary British Philosophy I (1924); The Philosophy of B. R., ed. by P. A. Schilpp (Evanston, Ill., 1946), bevat autobiografie, 21 verhandelingen van verschillende auteurs over de aspecten van zijn leer en een volledige bibliografie tot op 1945; Ch. A.

Fritz, B. R.’s Construction of the External World (1952).



Russell, Paradox van

is een door Bertrand Russell geformuleerde redenering, waaruit blijkt, dat de gebruikelijke opvatting van het oneindigheidsbegrip noodzakelijk tot een contradictie moet voeren (zie antinomie, Bolzano, oneindig en paradox).

Lit.: E. W. Beth, Wijsbegeerte der Wiskunde (Antwerpen 1948).

< >