(Johan), Zweeds beoefenaar der staatswetenschappen (Torso, West-Götland, 13 Juni 1864 - Upsala 14 Nov. 1922), een der grondleggers van de geopolitiek, werd in 1901 hoogleraar te Göteborg, in 1916 te Uppsala. Van 1905-1908 was hij lid van de Tweede Kamer, van 1911-1917 van de Eerste Kamer, als vertegenwoordiger der Jong-conservatieve richting.
Kjellén, die sterk de invloed onderging van Friedrich Rat zei, stelde zich tot levenstaak, tot een beter begrip te komen van de staten als machten, die zich doen gelden in de wereldpolitiek. Politiek betekent bij hem: wetenschap van de staat als een organisme, welks voornaamste eigenschap macht is. In deze wetenschap onderscheidt hij vijf takken: demopolitiek, de studie van de bevolking en van haar biologische en geestelijke eigenschappen als ras en natie; sociopolitiek, onderzoek naar de sociale structuur van de bevolking; kratopolitiek, de studie van de regeringsorganen, die de wil van de staat tot uiting brengen; geopolitiek, die de invloed nagaat, welke de geografische factoren uitoefenen op de politiek van een staat; oekopolitiek, die de economische hulpbronnen van de natie onderzoekt, voor zover haar exploitatie van invloed is op de macht van de staat. Zijn grootste invloed heeft Kjellén in Duitsland gehad.Bibl.: Die Grossmachte der Gegenwart (Leipzig 1914); Die Grossmachte und die Weltkrise (Leipzig 1921); Der Staat als Lebensform (Berlin 1924); Grundriss zu einem System der Politik (Leipzig 1920).
Lit.: Radnitzky, in: Arch. f. öffentl. Recht, dl 38 (1918), pag. 438 w. (met repliek van K. in dl 39 (1920), pag. I-IO);E. Schaumkell, R. K.’s Bedeutung für das Verstandis des Staates. Preuss. Jahrb., dl 190 (1922), pag. 212-234; R. Sieger, R. K., in: Zeitschr. f. Geopolitik I (1924); W. Vogel, R. K. und seine Bedeutung für die deutsche Staatslehre. Zeitschr. f. d. gesamte Staatswiss., dl 81 (1926), pag. 193-241.