naam van een over de gehele aarde, vnl. in de Tropen voorkomende sympetale 2-zaadlobbige plantenfamilie met ca 350 geslachten en 4500 soorten, kruiden of houtgewassen met tegenovergestelde gaafrandige bladeren met interpetiolaire, d.w.z. tussen de bladen van een paar staande steunblaadjes en pluimen of, vaak tot hoofdjes verenigde, bijschermen met meest regelmatige, 2-slachtige, 4- of 5-tallige bloemen met een kleine kelk, een cylindrische of trechtervormige kroon, 4 of 5 op de kroonbuis ingeplante meeldraden en een onderstsandig 2-hokkig vruchtbeginsel met 1-veel anatrope zaadknoppen per hokje en 1 stijl met een knopvormige of gespleten stempel, dat rijpt tot een doosvrucht, bes, steenvrucht of splitvrucht met meest endosperm-bevattende zaden.
Veel zaadknoppen per hokje heeft men bij de onderfamilie der Cinchonoideae, die gewoonlijk een doosvrucht hebben (Bouvardia, Cephalanthus, Cinchona (zie kina), Exostemma, Manettia, Uncaria (zie gambir), soms een bes (Gardenia, Genipa, Mussaenda). Eén zaadknop per hokje en meest een steenvrucht met 2 1-zadige stenen vindt men bij de onderfamilie der Coffeoideae, met gelachten als Cephalis, Chiococca, Coffea (zie koffie), Coprosma, Guettarda, Hydnophytum en Myrmecodia (zie epiphyten en mierenplanten), Ixora, Morinda, Nertera. De groep der Galieae (Stellatae), met geslachten als Asperula (Bedstro), Crucianella, Galium (Walstro), Rubia (meekrap) en Sherardia wijkt af door de sterke ontwikkeling der steunblaadjes, waardoor de bladen in kransen schijnen te staan, en een dubbele dopvrucht.