Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ROVENIUS, philippus

betekenis & definitie

(of van Rouveen), apostolisch vicaris van Utrecht (Deventer Dec. 1573 - Utrecht 10 Oct. 1651), ontving in 1599 de priesterwijding. Door Sasbout Vosmeer werd hij werkzaam gesteld aan het College te Keulen, waar priesters van de Nederlanden werden opgeleid, en na de verovering van Oldenzaal (1606) door Spinola, werd hij aldaar deken.

Hier arbeidde hij gedurende het Bestand, ook toen hij in 1614 apostolisch vicaris werd en in 1620 de titel van aartsbisschop van Philippi kreeg. In 1626 moest hij naar Groenlo verhuizen, totdat ook deze stad door Frederik Hendrik werd veroverd; sedert 1628 woonde hij te Utrecht, maar verbleef vele malen in de Zuid. Nederlanden, hetzij om de zaken der Kerk te behartigen, hetzij omdat hij uitwijken moest. In 1639 werden zijn papieren en bibliotheek te Utrecht in beslag genomen en hijzelf verbannen, althans voor korte tijd. Vooral in de eerste 35 jaar heeft hij buitengewoon veel gedaan voor het herstel van het Katholicisme in Nederland, de missie er georganiseerd, de gelovigen aan hun plichten herinnerd en gesteund. Hij had daarbij wel moeilijkheden met de Jezuïeten en andere regulieren, ook om zijn autocratisch optreden, terwijl hem toegevendheid tot de Jansenisten wordt verweten. Rovenius was een streng gelovig man met voorkeur voor ascese.DR H. A. ENNO VAN GELDER

Bibl.: Institutionum Christ. pietatis libri IV (1635); Reipublicae Christ. libri II, tractantes de variis hominum statibus in eccles. Christi (1668); Tractatus de missionibus ad propagandam fidem (1624).

Lit.: L. Rogier, Gesch. v. h. Katholicisme in Noord-Ned. in de 16de en 17de eeuw, II (1946).

< >