Nederlands kardinaal (Zwolle 3 Sept. 1854 - Maastricht 30 Aug. 1932), trad in 1874 in de orde der Redemptoristen, was enige tijd leraar in de dogmatiek te Wittem en werd in de algemene raad zijner orde naar Rome geroepen. Hier benoemde de paus hem tot consultor van het Heilig Officie en in de commissie voor de codificatie van het kerkelijk recht.
Hij werd in 1911 kardinaal, in 1915 groot-pénitencier en in 1918 prefect van de Congregatie der Propaganda, de grote missiecentrale. Onder zijn leiding kwam het missiewerk tot hoge bloei en breidde het missiegebied zich sterk uit. Vermelding verdienen de centralisatie der diverse missieliefdewerken en de door hem bevorderde inschakeling van inheemse priesters bij het missiewerk. Hij trad op als pauselijk delegaat op de Int. Eucharistische congressen te Wenen en Amsterdam. Grafmonument te Wittem, standbeeld in Den Bosch.Lit.: J. Drehmans, Kard. v. R., prefect der Propaganda (Het Missiewerk 14, 1933, blz. 140-164); idem, Kard. v. R. (1935).