Engels Minderbroeder en scholastiek wijsgeer (Ilchester ca 1212 - Oxford 1294), een der meest universele en vooruitstrevende geleerden van zijn tijd, bezat een voor die dagen uitzonderlijk grote belangstelling voor wiskunde, natuurwetenschappen, taalkunde, tekstcritiek, grammatica, en was een vermaard alchemist. Na zijn eerste vorming te Oxford voltooid te hebben, commentarieerde hij te Parijs van ± 1238 tot 1247 de libri naturales van Aristoteles.
In 1247 treedt hij in de orde der Minderbroeders te Oxford; onder invloed van Robertus Grossatesta (1175-1253) en van Adam Marsh O.F.M. (gest. 1258), wijdt hij zich van 1250 af volkomen aan de studie der positieve grondslagen, waarop de theologie en de wijsbegeerte volgens hem moeten steunen. Bacon wil de kerkelijke wetenschappen tot vernieuwing brengen, en zo de Kerk zelf dienen en hervormen. Paus Clemens IV, die hem ten zeerste waardeerde, gaf hem een bijzondere opdracht in die zin, en steunde hem geldelijk om deze opdracht uit te voeren; Clemens IV stierf echter in 1268, voordat Bacon zijn grotere werken (Opus Majus, Opus Minus, Opus Tertium) gereed had.Door de dood van zijn hogen beschermheer kwam Bacon in een juridisch moeilijke positie te staan. Sommige van zijn vooruitstrevende ideeën hadden tegenstand gewekt in en buiten de orde der Minderbroeders; toch werd hij niet veroordeeld en gestraft om wille van enige tegenstelling tussen zijn wetenschappelijke stellingen en de gevestigde leer in zijn milieu, maar wel om redenen van disciplinaire aard: vermeend ongewettigd gebruik van geld, onverklaarde geldelijke inkomsten, heftige critiek op zijn oversten en op personen van de kerkelijke hiërarchie, enz. Omstreeks 1277 werd hij tot enige jaren klooster-arrest veroordeeld; het gangbare verhaal echter over de eindeloze vervolgingen, die Bacon te lijden had om zijn wetenschappelijke overtuigingen, is volkomen onhoudbaar gebleken.
Op het gebied van de wijsbegeerte bleef Bacon gedurende geheel zijn leven het strengere Augustinisme getrouw, met dien verstande, dat hij, vooral sedert 1250, ten zeerste het belang van de ervaring beklemtoonde. Hij oefende verbeten critiek op de theologische methode (Septem peccata studii principalis, quod est theologia) en op de grootmeesters van zijn tijd; hij wilde ook niets weten van de Summa- of handboekenschrijvers van het vasteland. In de niet-wijsgerige disciplines was hij ver op zijn tijdgenoten vooruit, door zijn inzicht in het belang van nauwkeurige tekst-uitgaven, van goede taalkennis, van exacte ervaringen en van herhaalde proefnemingen. Op zijn tijdgenoten had hij slechts weinig invloed, ook al ten gevolge van zijn eigenaardig optreden en van zijn heftige, hoogmoedige en lastige natuur. De denkers der Renaissance hebben in hem terecht een voorloper gezien; de 18de eeuw zag in hem één der martelaren van de zgn. duistere middeleeuwen. Van de 14de eeuw af draagt hij, ter wille van zijn veelzijdige kennis der eigenaardigste natuurverschijnselen de eretitel doctor mirabüis (verbazingwekkende leraar).
In de zeven delen van zijn Opus Majus (12661268; het eerst gedrukt in 1773), dat niet zozeer bedoeld is als een wijsgerige verhandeling dan wel als een poging om den paus er toe te brengen, zijn gezagvolle steun te verlenen aan de herlevende wetenschappelijke studie, behandelt Bacon:
1. de vier oorzaken onzer dwalingen (overgeleverde opvattingen, gewoonten, vooroordelen, onze waanwijsheid) ;
2. verhouding van filosofie en theologie;
3. nut van spraak- en taalkunde (revisie van de Vulgaat, onderzoek naar de oertaal);
4. nut der mathematica voor fysica en theologie; astronomie, kalenderverbetering, aardrijkskunde, astrologie;
5. optica en perspectiva (brekingsverschijnselen, regenboog, brandspiegels, luchtspiegelingen);
6. ervaringswetenschap;
7. een onvoltooide moraalfilosofie.
Het Opus Minus en Opus Tertium zijn aanvullende, maar toch nog onvoltooide verhandelingen over dezelfde onderwerpen: het laatste geeft bijv. C.59-C.64 een uitvoerige beschouwing over de waarde der muziek (De valore musicae) en haar betekenis voor de theologie, wat in het Opus Majus (deel 4) slechts terloops wordt besproken. Het Compendium philosophiae is mogelijk het meermaals aangekondigde „Opus principale”. In zijn Epistola de secretis operibus artis et naturae et de nullitate magiae worden met de stoutste fantasie door hem reeds optische instrumenten, microscopen, verrekijkers, automobielen, vliegtuigen en andere vervoermiddelen ontworpen (z ook Engeland, geschiedenis en Hobbes).
PROF. DR I. J. M, VAN DEN BERG
Lit.: Ueberweg-Geyer, uig28, 466-473; 760-761; J. H. Bridges, The „Opus maius” of Roger Bacon, 2 dln (1897); R. Carton, La synthèse doctrinale de Roger Bacon (1924); Th. Crowley, The „Quaestiones” of Roger Bacon and the problem of the soul in the thirteenth century (1939); Standaarduitg. d. R.
Steele: Opera Hactenus Inedita Rogeri Baconis (Oxford Univ. Press 1940 e.v.).