stad in de Belgische provincie West-Vlaanderen, aan de Mandel en het kanaal Roeselare-Leie, op vlakke zandige bodem (2313 ha), telt (1951) 32.780 inw. Naast moes- en bomenteelt, zijn er vooral veel textiel-, borstel- en tapijtfabrieken, metaal-, meubel-, chemische, ceramiek- en voedingsindustrie.
Romeinse muntvondsten. Vermeld in 822 als bezit der abdij van Elnon, was het in de 13de-14de eeuw al een stad met bloeiende linnen- en lakenweverij. Gedurende Wereldoorlog I werd het grotendeels verwoest, maar daarna heropgebouwd. De Laatgothische St-Michielskerk (15de eeuw) met sierlijke barokke toren bezit enkele merkwaardige doeken. Kleinseminarie, juvenaat der Broeders der Christelijke scholen, middelbare land- en tuinbouwschool.LEO DE WACHTER
Lit.: Fr. de Potter, Schets eener gesch. van de stad R. (Roeselare 1875); A. Angillis, Collection des keures ou statuts de la ville de R. (Bruges 1865); A. Hans, R. in den oorlog (Antwerpen 1919).