Nederlands theoloog (Groningen 11 Mrt 1886 - Leiden 29 Oct. 1925), studeerde sedert 1905 te Leiden, kwam in 1908 sterk onder invloed van de Woodbrookers te Birmingham, later (1913) onder invloed van W. Herrmann en E.
Troeltsch, tijdens een verblijf in Marburg. Hij promoveerde in 1914 op een dissertatie De moderne theologie in Nederland, haar voorbereiding en haar eerste periode, en werd in 1915 privaatdocent en in 1916 hoogleraar voor zedekunde, godsdienstwijsbegeerte en encyclopaedie te Leiden. In tal van artikelen en kleine geschriften ontwikkelde Roessingh vooral twee onderwerpen, die hem bezig hielden: de verhouding van Christendom en cultuur, en een meer rechtse waardering van het modernisme (vandaar de term „rechtsmodernisme”). Hij verkreeg spoedig in vrijzinnige kringen een grote invloed, welke evenwel spoedig verdrongen werd door die van K. Barth.PROF. DR H. VAN OYEN
Bibl.: Verzamelde Werken (4 dln, 1926).
Lit.: G. J. Heering, K. H. R. herdacht (1925).