is de zeeprovincie van België, die de westhelft van het oude graafschap Vlaanderen omvat. Zij is 3234 km2 groot en heeft (1952) een bevolking van 1018221 inw., d.i. 315 per km2.
Bijna de gehele provincie is een laagvlakte die deel uitmaakt van Laag-België en langzaam afhelt naar de zee, waarvan zij door een duinenrij is gescheiden. Achter deze duinenrij liggen de polders met, bij Moere, ten Z.W. van Veurne, het laagste punt der provincie, nl. 0,05 m beneden de zeespiegel.In het Z. verheft zich een heuvelreeks met de Kemmelberg (156 m), het hoogste punt der provincie. In de polders heeft men veel weiden, vooral in Veurne-Ambacht, en verder zware, vruchtbare velden, waar tarwe, gerst, haver, suikerbieten en paardenbonen worden gekweekt. Daarna komt de zandstreek, die uitstekend wordt bebouwd (aardappelen, rogge); in het midden heeft men nog enkele dennenbossen (het Houtland). De zuidrand der provincie is kleigrond, die tarwe, vlas, tabak (Wervik), hop (Poperinge) en cichorei oplevert. Veurne-Ambacht is zeer geschikt voor runder- en paardenteelt. De visserij op de Noordzee (Vlaamse Zee) levert haring, tong, tarbot, rog. kabeljauw, mosselen en garnalen.
De belangrijkste waterwegen zijn: de Ijzer, de Leie, de Mandei, en een uitgebreid net van kanalen, dat zich over het noordelijk gedeelte van de provincie uitstrekt: leper - Ijzer; Plassendale - Duinkerken; Lo; Brugge - Zeebrugge; Brugge Sluis en Brugge - Oostende. Dit laatste is van grote betekenis in ‘s lands economie.
De belangrijkste industrie is de textielnijverheid te Kortrijk en omstreken. De voornaamste nijverheidstakken met het aantal arbeiders, einde 1947, zijn de volgende: textielnijverheid (37086); gebouw en bouwbedrijf (15 247); machines, werktuigen, scheepsbouw (8865); hout- en kurknijverheid (7552); voedingswaren (5819); niet-metaalhoudende mineralen (4240); visserij (2082).
Oostende en Zeebrugge zijn belangrijke zeehavens. Brugge, Oostende, Kortrijk en Roeselare zijn de voornaamste handelscentra. Het Noordzeestrand, dat zich over meer dan 65 km uitstrekt, is een groot toeristisch centrum.
De badsteden, vooral Oostende, Knokke en Blankenberge, worden druk door buitenlanders bezocht. De bevolking spreekt Nederlands, behalve in de grensgebieden, Moeskroen en Wervik, waar ook Frans wordt gesproken. De grootste steden zijn (1952): Brugge (51 805 inw.); Oostende (51 160 inw.); Kortrijk (40410 inw.); Roeselare (32 780 inw.). Er zijn 8 bestuurlijke arrondissementen: Brugge, Diksmuide, leper, Kortrijk, Oostende, Roeselare, Tielt, Veurne. Voor de geschiedenis z Vlaanderen.