Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RODBERTUS, (johann) karl

betekenis & definitie

Duits econoom en politicus (Greifswald 12 Aug. 1805 - landgoed Jagetzow, Demmin, Pommeren, 6 Dec. 1875), was lid van de Nationale Vergadering te Berlijn, waarin hij leider van het linker-centrum was, korte tijd minister van Onderwijs in het Ministerie-Auerswald-Hansemann en in 1849 lid van het Pruisische Huis van afgevaardigden. Gedurende zijn verdere leven wijdde hij zich aan zijn „Rittergut” en aan de publicering van zijn staats-socialistische denkbeelden.

Rodbertus is de grondlegger van het reformatorisch socialisme op wetenschappelijke grondslag in Duitsland. De juridische gelijkheid van de individuele mens, aldus Rodbertus, heeft geen economische gelijkheid met zich gevoerd, maar de arbeider veroordeeld te leven op het bestaansminimum (ijzeren loonwet). De toeneming van het nationaal inkomen zal slechts ten goede komen aan de grond- en kapitaalbezitters. Dientengevolge zal het aandeel van de loonsom in het totale nationale inkomen steeds dalen waartegen het aandeel van de grond- en kapitaalbezitters steeds stijgt. Deze stijging, meent Rodbertus, is de oorzaak van het crisisverschijnsel, omdat deze grond- en kapitaalbezitters niet steeds bereid zijn hun inkomen volledig te besteden (onderconsumptie, zie conjunctuur). Het kapitalistische stelsel zal een uitweg uit deze moeilijkheid zoeken voor dit, gezien de effectieve vraag, teveel aan goederen door buitenlandse markten op te zoeken en voor zich te reserveren.

Zo wordt Rodbertus de grondlegger van de theorie van het imperialisme als uitweg uit de crisis. Rodbertus wenst de arbeiders mede te doen profiteren van de toeneming van het nationaal inkomen, een toeneming, welke hun rechtens toekomt, daar alle economische goederen slechts arbeid kosten. Hierdoor zal meent Rodbertus tevens een eind aan het crisisverschijnsel worden gemaakt. Een en ander kan slechts geschieden door staatsingrijpen en wel door een wijziging in de inkomensverdeling: deels door vaststelling van lonen en prijzen, anderdeels door belastingen op bezit van grond en kapitaal. Door ingrijpen van bovenaf, niet door revolutie en klassenstrijd moet de economische orde worden gewijzigd, waarbij ten slotte via een tussenphase van door staatsingrijpen gemitigeerd privaatbezit van grond en kapitaal, een maatschappij zal ontstaan, waarin individueel eigendom slechts zal bestaan van het inkomen, dat men zich door arbeid verwerft.

In veel, niet het minst in zijn anti-semitisme (ondanks zijn vriendschap met Lassalle), vormt hij de verbindende schakel tussen Fichte en de Nationaal-Socialisten. In politiek opzicht was hij Groot-Duitser: hij betreurde dat door Bismarck’s politiek de verzwakking van het „Deutschtum” in de Donaulanden, op de Balkan en in Italië bewerkstelligd was en bereidde in dat opzicht de „Mittel-Europa”-gedachte van Friedrich Naumann voor.

J. R. ZUIDEMA

Bibl.: Zur Erkenntnis unserer staatswirtschaftlichen Zustände (1842); Soziale Briefe an Von Kirchmann (1850/1851; nieuwe druk 1875); Zur Erklärung und Abhilfe der heutigen Kreditnot des Grundbesitzes (2 dln, 1868/1869); Der Normalarbeitstag (Berliner Revue, 1871); Das Kapital. Vierter Sozialer Brief an Von Kirchmann (1884); Zur Beleuchtung der sozialen Frage (1885); Neue Briefe über Grundrente, Rentenprinzip und soziale Frage an Schumacher (ed. Michels en Ackermann, 1926).

Lit.: G. Adler, R., der Begr. des wiss. Sozialismus (Leipzig 1884); Dietzel, K. R. (2 dln, 1886-1888); K. Jentzsch, K. R. (Stuttgart 1899); Quack, De Socialisten, dl VI, hfdst. 3 (1912); Michaëlis, Die Staatsphilosophie des K.

R. und ihre Stellung in den Sozialtheorien des XIX. Jahrh. (1926); R. Muziol, K. R. als Begr. der sozialrechtl. Anschauungsweise (Jena 1927); Thier, R., Lassalle, Ad. Wagner (1930).

< >