Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RODE KRUIS

betekenis & definitie

is de algemene benaming van de verpleging van zieken en gewonden in de oorlog en speciaal van het instituut van de vrijwillige ziekenverpleging. Onder de Verenigingen van het Rode Kruis verstaat men die verenigingen, welke zich hebben gevormd op grond van de besluiten van de op aansporen van Henri Dunant en op uitnodiging van de Zwitserse regering op 26 Oct. 1863 te Genève bijeengekomen internationale conferentie ter ondersteuning van de militaire gezondheidsdienst in de oorlog.

Op het voetspoor van de voorstellen in Dunant’s geschrift Un souvenir de Solférino besloot deze conferentie aan de verschillende regeringen wensen kenbaar te maken inzake het toestaan van neutraliteitsrechten aan gewonde en zieke soldaten in de oorlog en tot het oprichten van nationale verenigingen in de afzonderlijke landen met het doel hen te verplegen. Om eenvormige voorschriften dienaangaande te verkrijgen was een internationaal verdrag nodig en reeds het volgende jaar kwam eveneens te Genève een diplomatieke conferentie bijeen, waarop 16 staten waren vertegenwoordigd. Op 22 Aug. 1864 werd daar de als Land-Rode-Kruisverdrag bekend geworden conventie (Stbl. 1865, no 85) ondertekend.Practisch toegepast werd deze conventie het eerst in de Oostenrijks-Pruisische oorlog van 1866. Daarbij werd bewezen, dat de gedachte uitvoerbaar was, maar tevens dat herziening der conventie noodzakelijk was. Herhaaldelijk zijn in internationale conferenties wijzigingen vastgesteld, maar geen enkele daarvan werd bekrachtigd, totdat krachtens een besluit van de Eerste Haagse Vredesconferentie (1899) de conventie op 6 Juli 1906 voor het eerst werd herzien (Stbl. 1909, no 14). Daarna werd zij gewijzigd te Genève op 27 Juli 1929 (Stbl. 1932, no 514) en 12 Aug. 1949 (zie Tractatenblad, 1951, no 73).

In haar huidige vorm geldt de conventie voor de zieken en gewonden, behorende tot de groepen personen, die krijgsgevangen kunnen worden gemaakt (zie krijgsgevangenen). Zij moeten onder alle omstandigheden worden ontzien en beschermd en menslievend en zonder enig voor hen nadelig onderscheid naar geslacht, ras, nationaliteit, godsdienst, politieke overtuiging of ander soortgelijk criterium door de belligerent, die hen in zijn macht heeft, worden behandeld en verzorgd. Doden, martelen en biologische proefnemingen zijn uitdrukkelijk verboden. Vrouwen moeten met alle aan haar sekse verschuldigde voorkomendheid worden behandeld (art. 12). In handen van de vijand gevallen, zullen gewonden en zieken krijgsgevangen zijn en als zodanig moeten worden behandeld (art. 14).

De allervoornaamste voorschriften zijn de volgende: Te allen tijde en in het bijzonder na elk gevecht, zullen de partijen bij het conflict onverwijld alle mogelijke maatregelen nemen om de gewonden, zieken en doden op te zoeken en tegen beroving te beschermen; zo mogelijk zal daartoe een plaatselijke wapenstilstand of onderbreking van het vuren worden overeengekomen (art. 15). Voorts moeten zij alle gegevens registreren, welke van nut kunnen zijn om de in hun handen gevallen gewonden, zieken en doden van de tegenpartij te identificeren; deze gegevens moeten via het nationale informatiebureau en het Centrale Informatiebureau voor Krijgsgevangenen aan de mogendheid, tot welke de betrokkenen behoren, worden doorgegeven (art. 16). Ook moeten bij een conflict de partijen bij het begin der vijandelijkheden een gravendienst instellen om, waar ook de graven der overledenen zijn gelegen, latere opgravingen, identificatie der lijken en eventueel overbrenging naar het land van herkomst mogelijk te maken (art. 17).

De vaste inrichtingen en de mobiele geneeskundige formaties van de geneeskundige dienst, alsmede het geneeskundig personeel en de aan de strijdkrachten verbonden geestelijken moeten worden ontzien en beschermd; de inrichtingen en de mobiele formaties mogen niet worden aangevallen en het personeel mag slechts worden vastgehouden, voor zover de gezondheidstoestand, de geestelijke behoeften en het aantal der krijgsgevangenen zulks vereisten (artt. 19, 24, 28). Indien vastgehouden, zullen de leden van het personeel niet als krijgsgevangenen worden beschouwd; wel zullen zij dan ten minste de voordelen van de volkenrechtelijke bepalingen inzake krijgsgevangenen genieten (art. 28). Indien het niet noodzakelijk is, dat zij worden vastgehouden, zullen zij worden teruggezonden (art. 30). Speciale voorschriften zijn gegeven voor transporten van gewonden, zieken en geneeskundig materiaal en in het bijzonder voor hospitaalvliegtuigen (artt. 35-37).

In de conventie van 22 Aug. 1864 werd een neutraliteitsteken voor de gewonden en zieken en voor het voor de verpleging van hen bestemde personeel en materiaal ingesteld. Als hulde aan Zwitserland voor hetgeen het voor de organisatie van het werk had gedaan, werd daarvoor het heraldieke teken van het rode kruis op een wit veld, gevormd door het verwisselen van de bondskleuren, aangenomen. Het verdrag van 1949 handhaafde het rode kruis als embleem en kenteken van de geneeskundige dienst der legers. Voor de landen, die in plaats van het rode kruis de rode halve maan (Mohammedaanse landen) of de rode leeuw en zon (Perzië) op een wit veld als kenteken gebruiken, werden deze emblemen eveneens als neutraliteitsteken erkend (art. 38). Het verdrag verplicht de aangesloten landen ernstige inbreuken op zijn bepalingen en misbruik van het embleem of van de benaming van het Rode Kruis (Rode Halve Maan, Rode Leeuw en Zon) en van het Zwitserse wapen strafrechtelijk tegen te gaan (artt. 49 en 53). Het Nederlandse W.v.

Sr. heeft in de artt. 435bis en 435bis a misbruik van het Rode-Kruisteken en van het Zwitserse wapen, in het bijzonder als handelsmerk, strafbaar gesteld. Ernstige inbreuken noemt het verdrag die, welke een der volgende handelingen in zich sluiten, gepleegd tegen door het verdrag beschermde personen of goederen: opzettelijke levensberoving, marteling of onmenselijke behandeling, waaronder begrepen biologische proefnemingen, het moedwillig veroorzaken van hevig lijden, van ernstig lichamelijk letsel, dan wel van ernstige schade aan de gezondheid, vernieling en toeëigening van goederen, niet gerechtvaardigd door militaire

noodzaak en uitgevoerd op grote schaal en op onrechtmatige en moedwillige wijze (art. 50).

Op de Eerste Haagse Vredesconferentie werd een overeenkomst uitgewerkt op de basis van een op 20 Oct. 1868 te Genève vastgestelde, maar niet bekrachtigde regeling, strekkende om de beginselen van het Land-Rode-Kruisverdrag ook voor de zeeoorlog te doen gelden. Deze overeenkomst, het zgn. Zee-Rode-Kruisverdrag (Stbl. 1900, no 163), is gewijzigd bij het Xde verdrag van de Tweede Haagse Vredesconferentie van 1907 (Stbl. 1910, no 73) en herzien en opnieuw vastgesteld bij het verdrag van Genève van 12 Aug. 1949 voor de verbetering van het lot der gewonden, zieken en schipbreukelingen van de strijdkrachten ter zee. Dit verdrag geldt voor dezelfde categorieën als het Land-Rode-Kruisverdrag. De beginselen van de beide Rode-Kruisverdragen zijn ook op de luchtoorlog toepasselijk.

Vrijwel alle landen zijn tot de Rode-Kruisconventies in de tekst van 1929 of 1949 toegetreden. In deze landen bestaan thans verenigingen van het Rode Kruis. De meeste daarvan hebben volgens de statuten ook ten doel het verlenen van hulp in tijden, waarin, evenals in de oorlog, spoedige en regelmatige hulp wordt vereist. Dit berust op de besluiten van de internationale conferentie van Berlijn van 1869. De werkzaamheid van de verenigingen in oorlogstijd is een tweeledige, nl. vooreerst om de gezondheidsdienst van het eigen leger aan te vullen en bij te staan en verder om in oorlogen tussen vreemde staten de gewonden en zieken van de oorlogvoerende partijen te verplegen. In vredestijd moeten de verenigingen zorgen o.m. voor de invaliden, voor de zieken en gewonden, die nog aan in de oorlog verkregen verwondingen of de gevolgen daarvan lijden, voor de hulp bij algemene rampen, maar vooral voor een zorgvuldige voorbereiding van de werkzaamheden in oorlogstijd. In de meeste landen is de positie der verenigingen door de staat en de wetgeving geregeld.

Het internationale comité van het rode kruis regelt de internationale betrekkingen. Dit comité zetelt te Genève en bestaat uit ten hoogste 25 leden, allen Zwitserse staatsburgers; het vult zichzelf aan door middel van coöptatie. Het Internationale Comité heeft o.m. tot taak in oorlogstijd er voor te waken, dat de verdragen van Genève ook inderdaad worden nageleefd, en op de bres te staan voor de materiële en morele belangen der slachtoffers van de oorlog. Daartoe zendt het delegaties uit, bijv. om krijgsgevangenenkampen te bezoeken.

Voorts moet het voor de internationale conferenties, welke het Internationale Rode Kruis, omvattende de nationale Rode-Kruisverenigingen, het Internationale Comité en de Liga van Rode-Kruisverenigingen, periodiek houdt (de 13de conferentie te ’s-Gravenhage in 1928), voorstellen voorbereiden o.m. tot aanvulling en wijziging van de bestaande conventies. In Sept. 1939 heeft het Internationale Comité te Genève een Centraal Bureau voor de informaties over krijgsgevangenen opgericht; eind 1946 bevatte de cartotheek van dit bureau niet minder dan 39 millioen fiches met gegevens betreffende krijgsgevangenen en geïnterneerde burgers. Verder gaf het gelegenheid tot wederzijdse berichtgeving tussen vrije burgers in de oorlogvoerende landen, waartoe van bijna 24 millioen door het bureau beschikbaar gestelde correspondentiekaarten is gebruik gemaakt. Bij de aanvang van Wereldoorlog II richtte het Internationale Comité een afdeling voor Hulpacties op, welke meer dan 445.000 ton aan collectieve en individuele pakketten voor krijgsgevangenen heeft verwerkt.

Twee voorbeelden van de zegenrijke arbeid van het Rode Kruis in oorlogstijd, aan Nederland tijdens Wereldoorlog II ten goede gekomen, mogen nog eens in herinnering worden gebracht, nl. het brood en de margarine in het voorjaar van 1945 door het Zweedse Rode Kruis naar Nederland gezonden en de door tussenkomst van de Gemengde Hulpcommissie van het Internationale Rode Kruis tijdens de bezetting in Nederland ontvangen zendingen medicamenten, versterkende middelen, Zwitserse melkproducten en Spaanse sinaasappelen, bekostigd uit gelden, bijeengebracht door de verschillende kolonies van Nederlanders in den vreemde.

De Liga van Rode-Kruisverenigingen heeft tot doel het menslievend werk van het Rode Kruis in zijn verschillende vormen aan te moedigen en te vergemakkelijken. Alle nationale Rode-Kruisverenigingen (in de Mohammedaanse landen Rode-Halve-Maanverenigingen en in Perzië Rode Leeuw en Zon), te zamen een 70-tal, zijn er lid van. De Liga werd in 1919 gesticht op initiatief van Henry P. Davidson, destijds voorzitter van het Amerikaanse Rode Kruis.

MR L. V. LEDEBOER

Het Nederlandsche Roode Kruis werd ingesteld bij K.B. van 19 Juli 1867 (Stbl. nr 210), het laatst gewijzigd bij K.B. van 16 Oct. 1939 (Stbl. nr 548).

Oorspronkelijk was het doel hulpverlening aan zieke en gewonde krijgslieden in tijd van oorlog. In 1909 kwam daarbij: hulpverlening bij rampen in binnen- en buitenland. Reeds vóór Wereldoorlog II werden tal van vredestaken verzorgd (Bloedtransfusiedienst, Hulpposten langs de wegen enz.). Het Rode-Kruiswerk wordt grotendeels verricht door vrijwilligers en vrijwilligsters en gefinancierd uit vrijwillige bijdragen van het Ned. volk. Het Hoofdbestuur, waarvan de leden door de Kroon worden benoemd, zetelt te ’s-Gravenhage, Prinsessegracht 27. H. M. de Koningin is Beschermvrouwe en was voor Haar troonsbestijging Voorzitster, in die functie Haar Vader, prins Hendrik, opvolgende.

Omtrent de werkzaamheden van het Ned. Roode Kruis kan zeer summier het volgende worden medegedeeld. Tijdens de oorlog van 1870 werden zeven ambulances naar het oorlogsterrein gezonden; in de Boerenoorlog (1899-1902) vier en in de Balkanoorlogen (1912-1913) vijf ambulances. Gedurende Wereldoorlog I hield het N.R.K. noodziekenhuizen gereed, bemiddelde en begeleidde de uitwisseling van Engelse en Duitse zwaargewonde krijgsgevangenen, verleende zijn diensten bij het opnemen en verzorgen van de tienduizenden vluchtelingen uit België en N.-Frankrijk enz. Het Informatiebureau verwerkte — toen, zowel als in Wereldoorlog II — honderdduizenden verzoeken om inlichtingen over krijgsgevangenen en geïnterneerden en verleende bemiddeling bij de verzending van pakketten, via Genève.

In 1930 begon het N.R.K. aan de organisatie van de hulpverlening langs de wegen, waardoor thans 840 hulpposten kosteloos ten dienste staan van slachtoffers door verkeersongelukken. Het uitbouwen van vredestaken werd geremd door het uitbreken van Wereldoorlog II. In vele gevallen is goed en bloed geofferd om hulp te bieden als zulks, ook onder vijandelijk vuur, nodig was. De Rode-Kruis-vredestaken breidden zich sterk uit.

De voornaamste zijn de Bloedtransfusiedienst; de Moedermelkcentrale; de propaganda voor de Hoornvliestransplantatie; de Bevroren Been Centrale; het Welfare-werk in hospitalen, ziekenhuizen en sanatoria en bij thuisliggende langdurige patiënten; het Lectuurdepot (inzameling, ook door de bekende lectuurhuisjes, en verspreiding van boeken en tijdschriften in Nederland en aan Nederlanders overzee). Voor doeltreffende hulpverlening bij eventuele rampen in eigen land werden 80 rampen-depots ontworpen (waarvan 53 gereed), verspreid over het gehele land, terwijl hiervoor verder een Centraal Magazijn en Kring(provincie-)magazijnen in gereedheid worden gebracht. Hulp in het buitenland werd verstrekt door verzorging van kindertransporten.

In de door de Regering ontworpen Bescherming Bevolking is aan het N.R.K. in de medische sector een belangrijke rol toebedeeld, waarvoor het Rode-Kruis-Korps, met zijn colonnes van helpsters en helpers, ambulances, mobiele medische eenheden enz., dat thans ruim 11.000 mannen en vrouwen sterk is, uitgebreid zal worden tot 15.000 mannen en vrouwen.

A. VAN EMDEN

Lit.: H. Ch. G. J. van der Mandere, Gesch. v. h. Ned. R.

K. (1867- 19 Juli 1917) (Amsterdam 1917); Idem, Het Ned. R. K. van 1917-1920 (Amsterdam 1921); G. A. Bohny, Ueber die rechtliche Stellung der Rotkreuzorganisationen (Basel 1922); Th. H.

L. Leclercq, Het Informatiebureau van het Ned. R. K. en zijne werkzaamheden in verband met den oorlog 1914-1918 (’s-Gravenhage 1924); E. Borel, L’organisation internationale de la Croix-Rouge (Recueil des Cours de l’Académie de droit international de La Haye, dl 1; Paris 1925); J. H.

Dunant, Un souvenir de Solférino (Edité par la Commission Internationale de la Croix-Rouge à l’occasion du centenaire de la naissance de l’auteur. Genève 1928); E. Hesse, Das Internationale Rote Kreuz (Murnau 1929); P. Des Gouttes, La convention de Genève pour l’amélioration du sort des blessés et des malades dans les armées en campagne (Genève 1930); H. Bakker, De conventie van Genève van 27 Juli 1929 tot verbetering van het lot van gewonden en zieken in de legers te velde (’s-Gravenhage 1931); F. Noailly, La Croix-Rouge au point de vue national et international (Paris 1935); J.

S. Pictet, Le droit international et l’activité du comité international de la Croix-Rouge en temps de guerre (Zürich 1943); A. R. Werner, La Croix-Rouge et les conventions de Genève (Genève 1943); E. de Nève, Ned. R. K.

Hulpkorps (’s-Gravenhage 1945); M. Junod, Le troisième combattant (1947; Engels: Warrior without Weapons; London 1951); P. de La Pradelle, La conférence diplomatique et les nouvelles conventions de Genève du 12 août 1949 (Paris 1951); J. S. Pictet, La Croix-Rouge et les conventions de Genève (Recueil des Cours de l’Académie de droit international de La Haye, dl 76; Paris 1951).

Het Roode Kruis van België werd gesticht, enkele maanden na de ondertekening van de overeenkomst van Genève. Het is de oudste nationale afdeling in de wereld. Van 1864-1914 richtte het Roode Kruis zijn werkzaamheid vooral op de voorbereiding van hulp in oorlogstijd. Van 1914-1918 werd het ziekenhuis „Oceaan” in de Panne ingericht. Van 1919 af werd het nieuwe internationale programma aanvaard, dat aldus kan samengevat worden:

1. medewerking met de gezondheidsdienst van het leger;
2. bescherming van de openbare gezondheid door volksopleiding;
3. tussenkomst bij rampen en ongevallen.

Het Roode Kruis van België telt nu ca 170.000 leden, te weten 110.000 volwassenen en 60.000 juniores. Het is de opvoeder van het publiek inzake hygiëne; het richt leergangen in door gans het land, bestuurt propagandaweken en gezondheidskruistochten, het geeft vijf tijdschriften uit die om de maand verschijnen en bezorgde vele vulgarisatiewerken. Het beschikt over een bestendige dienst voor dringende hulp, met hulpposten langs de wegen en autoambulances. Verder heeft het diensten van bloedtransfusie en hulp aan drenkelingen ingericht. Bij rampen, watersnood, mijnongevallen enz. treedt het onmiddellijk op, volgens een zending door de regering toevertrouwd. Volgens de internationale overeenkomsten, is het Roode Kruis alleen als officieel organisme voor de hoger beschrevene werkzaamheden erkend.

DR E. DRONSART

< >