is de in geld uitgedrukte netto-waarde van alle in een land gedurende een jaar geproduceerde goederen en diensten, inch het netto-bedrag van de inkomens ontvangen uit het buitenland en de overzeese gebiedsdelen. Men verstaat onder netto-waarde der geproduceerde goederen en diensten de som van de waarden van de productie van alle bedrijven verminderd met de waarden van producten welke door het ene bedrijf van het andere, of uit het buitenland worden betrokken (grondstoffen en halffabrikaten), alsmede met de afschrijvingen op het productieapparaat en met indirecte belastingen.
Het nationale inkomen is dus een maatstaf voor de productieve activiteit in het land.De cijfers over het nationale inkomen onderscheiden naar samenstellende delen worden veelvuldig gebruikt en zijn feitelijk onmisbaar bij de analyse en beoordeling van de economische toestand, o.a. bij de conjunctuur- en marktanalyse. Bij het zgn. kwantitatieve onderzoek naar het verband tussen de economische verschijnselen, dat zowel geschiedt door de overheid en het bedrijfsleven voor practische als door de wetenschap voor meer theoretische doeleinden, speelt het inkomen een grote rol en in vele gevallen gebruikt men als criterium voor deze grootheid het nationale inkomen of een der daarvan afgeleide, verwante grootheden. Een practisch gebruik dat van de cijfers over het nationale inkomen wordt gemaakt, is bijv. het vaststellen van de contributies van verschillende landen aan internationale organen, naar verhouding van de nationale inkomens van die landen; de bijdragen aan de Verenigde Naties zijn bijv. op deze wijze bepaald.
Uit de gegeven omschrijving van het begrip nationaal inkomen kan men niet ten aanzien van iedere twijfelachtige post afleiden of deze er al of niet toe behoort. Daarom moest tot voor kort bij ieder cijfer vermeld worden hoe in de genoemde twijfelgevallen is gehandeld. Thans is dit niet meer noodzakelijk; het Statistisch Bureau van de Verenigde Naties heeft nl. een reeks aanbevelingen gepubliceerd over de berekeningswijze van het nationale inkomen, welke door verscheidene landen—waaronder ook Nederland—wordt gevolgd. Naarmate meer landen dezelfde berekeningswijze aanvaarden, wordt de internationale vergelijkbaarheid van de cijfers over het nationale inkomen groter.
Deze internationale vergelijking moet intussen steeds met zeer veel voorzichtigheid geschieden. De basis van statistisch grondmateriaal is in vele landen nog smal en de mogelijke onnauwkeurigheid van de cijfers voor die landen is vrij groot. Verder is de keuze van het waardebedrag van de netto-productie als maatstaf voor de grootte van de productieve activiteit natuurlijk enigszins willekeurig. Dit waardebedrag hangt verder af van de prijzen van de voortgebrachte goederen en diensten welke onder invloed kunnen staan van een groot aantal, deels niet-economische factoren.
Bij vergelijkingen van het nationale inkomen in eenzelfde land, maar op verschillende tijdstippen, speelt het veranderende prijspeil een rol. Indien de prijzen zijn gedaald wordt eenzelfde hoeveelheid goederen immers door een lager getal aangegeven, hetgeen een onjuiste indruk t.a.v. het verloop van de productieve activiteit zou kunnen wekken. Men meet daarom vaak met het reële nationale inkomen, d.i. het nationale inkomen waarbij de goederen en diensten voortgebracht in een reeks van jaren steeds worden gemeten met het prijspeil van één en hetzelfde jaar. Men drukt dan bijv. de nationale inkomens van 1926-1938 uit in „guldens van 1926” d.w.z. „guldens met de waarde die deze in 1926 hadden”.
Om de invloed van het stijgende bevolkingsgetal uit te schakelen, werkt men bij vergelijkingen in de tijd voorts wel met het „nationale inkomen per hoofd der bevolking”.
Het nationale inkomen wordt verkregen uit de bijdragen van de verschillende bedrijfstakken, dat zijn de netto-waarden van de goederen en diensten welke worden voortgebracht door de verschillende takken van industrie, de land- en tuinbouw, de handel en het verkeer, de visserij, de jacht, het bank- en verzekeringswezen, het onderwijs, enz.
De besteding van het nationale inkomen zal bestaan uit beloningen aan de productiefactoren (arbeid, kapitaal) welke tot de voortbrenging hebben bijgedragen. Deze beloningen zijn o.a. de lonen en salarissen, de huren, pachten, renten, dividenden en ondememersinkomens. Het nationale inkomen is gelijk aan de som van de inkomens van de afzonderlijke individuen, plus de inkomens van lichamen (de zgn. collectieve inkomens) welke niet aan individuen worden doorbetaald (bijv. de niet-uitgekeerde winsten van N.V.’s, inkomens van de overheid, banken enz.), min de inkomens waartegenover geen productieve diensten staan (in hetzelfde jaar), zoals pensioenen, wachtgelden, ondersteuningen enz.
De berekening van het nationale inkomen geschiedt tegenwoordig in NEDERLAND op grond van de Nationale Rekeningen, door sommering van de bijdragen der verschillende bedrijfstakken tot het nationale inkomen.
DR H RIJKEN VAN OLST
Lit.: Het nat. ink. v. Ned., 1921-1939. No 7 der Monografieën v. d. Ned. Conjunctuur (Utrecht 1948).
In BELGIË, werd bij Besluit van de Regent van 18 Jan. 1949 een Commissie van het Nationaal Inkomen ingesteld, belast met de studie der berekeningsmethode, alsmede met de vaststelling van het nationaal inkomen, maar tot dusver werden nog geen resultaten gepubliceerd.
DR G. VAN POUCKE
Lit.: F. Baudhuin, Prix, consommation, balance et revenus. Bulletin de l’Institut de Recherches Economiques et Sociales (1951).