choripetale 2-zaadlobbige plantenfamilie met ca 45 geslachten en meer dan 550 soorten in de gematigde en warmere streken, zelden kruiden, meest houtgewassen, vaak gedoornd, soms klimplanten, met meest verspreide, enkelvoudige, vaak 3- of 5-nervige bladeren met kleine steunblaadjes en, vaak in okselstandige cymeuze bloeiwijzen, kleine regelmatige groen- of geelachtige bloemen met, op de rand van een komvormige bloembodem, 5 (zelden 4) kelkbladen, 5 (zelden 4 of geen) kleine kroonbladen en (of) 5 of 4 voor de kroonbladen staande meeldraden, en met een meest 2- of 3- (zelden 1- of 4-) hokkig onder- of bovenstandig vruchtbeginsel met 1 (zelden 2) zaadknop in elk hokje en 2-4 meer of minder ver vergroeide stijlen, dat meest rijpt tot een steenvrucht met zaden, waarin weinig, soms geen endosperm en een grote rechte kiem met brede vlakke zaadlobben.
Met ca 100 soorten, vnl. in de gematigde streken van het noordelijk halfrond, maar ook in Brazilië en Zuid-Afrika, is het belangrijkste geslacht Rhamnus L., waarbij men een steenvrucht met 2-4 1-zadige steenkerntjes heeft. In Nederland wordt het vertegenwoordigd door R. cathartica L., de Wegedoom, een gedoornde heester met kruiswijs staande bladen, 4-tallige 1-slachtige bloemen en zwarte vruchtjes met 4 steentjes, die als purgerend middel worden gebruikt en onrijp de verfstof sapgroen leveren, en R. Frangula L; (svn. Frangula Alnus Mill.), Sporkenhout genaamd, een algemene ongedoornde heester met verspreide gaafrandige bladeren, 2-slachtige bloemen en eerst rode, later zwarte vruchten, waarvan het hout voor het maken van houtskool, de schors (Cortex Frangulae) als laxerend geneesmiddel gebruikt wordt. Andere bekende soorten zijn: R. Purshiana D.C., een hoge heester of boom uit pacifisch Noord-Amerika en de oorsprong van het geneesmiddel cascara sagrada; R. infectoria L., uit Zuid-Europa, waarvan de vruchten (geelbessen of Avignon-korrels) voor bereiding van een gele kleurstof dienen; R. tinctoria Waldst. et Kit., uit Z.O.-Europa, en R. saxotilis Jacq., uit Centraal- en Zuid-Europa, eveneens ter bereiding van een gele of groene verfstof in gebruik; R. utilis Decne, uit China, uit de vruchten waarvan men het zgn. Chinees groen bereidt; R. pumila L., een alpiene dwergheester, zeer geschikt voor de rotstuin; R. Alaternus L., een altijd groene geelbloeiende karakterplant van het mediterrane gebied.
Verwante geslachten zijn Ceanothus* en Colubrina*. Het geslacht Colletia * is merkwaardig om de reductie der bladeren en de doornvormige phyllocladiën. Bij de groep der Zizypheae vindt men in doorns veranderde steunblaadjes en één 1-4-hokkige harde steenkern in de vrucht, die bij het geslacht Zizyphus* een sappige steenvrucht is, bij het geslacht Paliurus Mill., dat met 6 soorten van Zuid-Europa tot Oost-Azië voorkomt, waaronder P. spina Christi Mill. (syn. australis Gaertn. of aculeatus Lam., z Christusdoorn), droog en gevleugeld.
PROF. DR TH. J. STOMPS