zijn in het oude Griekenland de zingende, later alleen reciterende voordragers van de epische, later speciaal van de Homerische gedichten. Zij hebben deze over heel Griekenland verbreid.
Het woord betekent „aaneenhechter van liederen”. In vele steden werden onderlinge wedstrijden van rhapsoden gehouden, die zich, bijv. op de Panathenaeïsche feesten te Athene, tot in de 4de eeuw n. Chr. hebben weten te handhaven. Het voorgedragen gedeelte heette soms rhapsodie.In de moderne muziek is de naam rhapsodie gedurende de 19de eeuw in zwang gekomen voor instrumentale fantasieën over volksliederen; vooral bekend zijn die van Liszt*, Raff*, Dvořák* en Lalo*, in de 20ste eeuw o.m. die van Bartok* en van Gershwin (Rhapsody in blue). Brahms* schreef een rhapsodie in de oorspronkelijke betekenis van het woord: hij componeerde een fragment van Goethe’s Harzreise im Winter voor alt solo, mannenkoor en orkest.