(1, bij de mens) is het bereiken van een lichaamslengte, die de gemiddelde lengte voor het betreffende mensenras verre overschrijdt. Als enigszins willekeurige bovengrens van de normale lengte neemt men voor het blanke hoofdras 205 cm.
Soms is reuzengroei familiair en berust hij op een erfelijke aanleg; er bestaan dan geen ziekelijke processen: de lichamelijke proporties en functies zijn normaal.Excessieve reuzengroei is echter meestal het gevolg van een overmatige werking van de voorkwab der hypophyse* in de adolescentie*. Er bestaat dan gewoonlijk een adenoom van de eosinophiele cellen der voorkwab en dit vormt een overmaat aan groeihormoon. Vooral armen en benen worden abnormaal lang. Later komen er niet zelden verschijnselen bij van akromegalie*. Dergelijke reuzen worden in de regel niet oud. Het adenoom degenereert op den duur, zodat er verschijnselen ontstaan van hypophysaire insufficiëntie. Daarbij is de weerstand tegen infecties verminderd; deze worden gewoonlijk de doodsoorzaak op betrekkelijk jeugdige leeftijd.
Een andere oorzaak van reuzengroei is de atrophie of verwijdering der testikels voor de puberteit (z castratie). Hierdoor ontstaat de zgn. eunuchoide reuzengroei, die gepaard gaat met onvoldoende ontwikkeling der secundaire geslachtskenmerken en met een bijzonder grote lengte der ledematen.
In mythen en sagen van vele volken komen reuzen voor als natuurgeesten van bovenmenselijke lichaamsafmetingen, hetzij als mythologische personificaties, hetzij als producten der verbeelding. Zo vinden we in de oudste geschiedenis der Israëlieten de reusachtige bewoners van Kanaän (de kinderen van Enak, Num. 13 : 22, 33; Deut. 2 : 10; 9 : 2) en de Filistijnse reus Goliath (1 Sam.. 17) genoemd. De Griekse mythologie vermeldt o.a. de reuzen of giganten Aegaeon, Antaios, de Aloïden en de Cyclopen als vertegenwoordigers der ontembare natuurkrachten. In de Oudgermaanse mythologie onderscheidt men berg-, woud-, water-, onweer-, wolken- en andere reuzen, wat op een personificatie van natuurkrachten wijst; bovendien komen zij voor als de tegenstanders der goden of epische helden. Van een cultus der reuzen is nergens sprake. Dikwijls gelden ze wel als de stichters van steden (Brussel, Antwerpen, Venlo enz.); vooral in Vlaanderen, Brabant en Limburg worden ze in feestelijke ommegangen en processies meegevoerd.
Lit.: K. Weinhold. Die Riesen des germ. Mythus (Wien 1858); J. de Vries, Altgerm. Religionsgesch. I (Berlin-Leipzig 1935), blz. 282-284.
(2, biologisch). Reuzengroei door gestoorde hormonale functies komt bij dieren niet vaak voor. Men heeft reuzengroei waargenomen bij bastaarden, die een dubbel aantal chromosomen hadden. Optimale uitwendige omstandigheden zijn in de tropen de oorzaak van reuzengroei: dus zeer grote soorten. Regenwouden in de tropen bieden aan de dierenwereld de meest gunstige levensomstandigheden, grote warmte en vochtigheid, zodat deze hier uitbloeit tot een ongekende weelde. Men treft er veel meer soorten aan dan in de gematigde streken, de dieren zijn groter en hebben veel opvallender en schitterender kleuren. Daarom is het dat men in de tropen de grootste hagedissen (tot 3 m), krododillen, reuzenslangen, reuzenschildpadden, reuzenkikkers, duizendpoten (tot 28 cm), schorpioenen (tot 17 cm), vogelspinnen (tot 9 cm), slakken (tot 171 mm; Achatina met eieren zo groot als die van een vogel) aantreft.
De warmbloedige dieren echter, die minder afhangen van de warmte der omgeving, komen dikwijls ook in koude streken in reuzenvormen voor. De walvissen laten zien, hoe door opheffen van het gewichtsprobleem, dat op het land bepaalde grenzen stelt, in het water reuzengroei mogelijk is, waar de dieren profiteren van de opwaartse druk van het water. De walvissen, waarvan een enkele soort tot 31 m lang wordt, overtreffen dan ook in grootte de reusachtige uitgestorven reptielen (Dinosauria*), die in het Juratijdperk geleefd hebben. Diplodocus werd (incl. de lange staart) ongeveer 29 m lang, terwijl het gewicht van de veel plompere kortstaartige Brachiosaurus op 50 000 kg geschat wordt. Men veronderstelt tegenwoordig wel, dat deze reuzenreptielen geen echte landdieren waren, maar op de bodem van waddenzeeën leefden, waar zij hun voedsel zochten, terwijl de lange hals het mogelijk maakte boven de wateroppervlakte adem te halen.
Reuzengroei vindt bij planten zijn voornaamste oorzaak in het optreden van polyploidie*. Daarnaast wordt de grootte echter ook bij planten met een normaal aantal chromosomen beïnvloed door de uitwendige factoren.
Een bekend voorbeeld hiervan is de Mammouth-variëteit van de Marylandtabak, die onder bepaalde omstandigheden niet tot bloeien kwam, terwijl de vegetatieve ontwikkeling ongehinderd doorging, zodat zeer grote exemplaren ontstonden. Uit onderzoek van Garner en Allard is toen gebleken, dat dit een gevolg was van een ongunstige daglengte (z fotoperiodiciteit). Over de verklaring van dergelijke daglengte-effecten en van andere invloeden van uitwendige factoren weet men nog niet veel, maar men veronderstelt dat deze gezocht moet worden in de vorming resp. afbraak van belangrijke plantaardige hormonen (groeistoffen). Inderdaad is gebleken, dat het omgekeerde verschijnsel, de dwerggroei, samenhangt met een hoog gehalte aan peroxydase, een oxyderend enzymsysteem dat het hormoon van de strekkingsgroei (auxine) inactiveert.