Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Kanaän

betekenis & definitie

noemt men het land Palestina, vooral in de periode vóór de intocht der Israëlieten. In het Oude Testament is Kanaän de meest gebruikelijke naam voor het land ten W. van de Jordaan, vooral voor de kuststreek en de vlakten.

De naam wordt (steeds met het lidwoord: „het” Kanaän) reeds in de Egyptische opschriften aangetroffen evenals ook in de zgn. Amarnabrieven (14de eeuw v. Chr.); bij de klassieke schrijvers betekent Kanaän bij voorkeur Phoenicië. De naam Kanaän schijnt eigenlijk „purper, purperrood” te betekenen, naar de purperslakken, die langs de Phoenicische kust werden gevonden, en naar de verfindustrie, die daar haar oorsprong had (evenals het Griekse woord phoinix, waarvan de naam Phoenicië is afgeleid). De Kanaänieten kunnen in de ruimere betekenis van dit woord opgevat worden als de vóórisraëlitische bevolking; zij zijn wat afstamming betreft allesbehalve een eenheid geweest. Over hun cultuur en over de veelbewogen geschiedenis van het land, dat in de eeuwen tussen 1600 en 1200 een provincie geweest is van het Egyptische rijk, weten wij thans veel door de opschriften (vooral in spijkerschrift), die de bijbelse gegevens aanvullen.De uitdrukking de tale Kanaäns is ontleend aan Jesaja 19 : 18 en betekent thans: spreektaal doorspekt met bijbeltermen.

Lit.: F. M. Th. de Liagre Böhl, Kanaanäer und Hebräer (Leipzig 1911); Z. S. Harris, Development of the Canaanite Dialects (Philadelphia 1939); B. Maisler, Canaan and the Canaanites (Bulletin Americ.

Schools Or. Res. No 102, 1946).

< >