Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CASTRATIE

betekenis & definitie

(Lat. castratio) letterlijk: het ontmannen, door opzettelijke verwijdering van de geslachtsklieren. Oorspronkelijk werd bij het woord ,,castraten” uitsluitend gedacht aan mannen.

Tegenwoordig, nu de verbeterde operatietechniek het mogelijk heeft gemaakt de ingreep ook uit te voeren bij vrouwelijke individuen — bij wie hij uiteraard veel moeilijker en gevaarlijker is — wordt de uitdrukking echter ook gebruikt als vrouwen en vrouwelijke dieren door verwijdering van de eierstokken van haar voortplantingsvermogen zijn beroofd.Door deze uitbreiding van het begrip dreigt verwarring te ontstaan met onvruchtbaarmaking in engere zin (sterilisatie). Deze verwarring kan echter worden vermeden, wanneer men streng vasthoudt aan de eis, dat van castratie feitelijk alleen dan mag worden gesproken, als de zaadballen of eierstokken langs operatieve weg in hun geheel zijn verwijderd. Maar dan komt men in moeilijkheden met het tegenwoordig volledig ingeburgerde begrip: Röntgencastratie, d.i. een niet-chirurgische behandeling, waarbij zonder dat de organen zelf verwijderd zijn, de functie der kiemklieren door Röntgenbestraling volkomen is vernietigd. Zo doet men het best castratie te definiëren als een ingreep, waarbij de kiemklieren totaal verwijderd zijn of haar functie totaal is vernietigd, zowel wat betreft de uitwendige afscheiding (productie van kiemcellen) als de inwendige afscheiding (hormonen).

Castratie heeft verstrekkende lichamelijke en geestelijke gevolgen voor mens en dier. Voorop staat natuurlijk het onvermogen tot voortplanting. Wat de overige consequenties betreft, moeten wij scherp onderscheiden tussen de verschijnselen bij man en vrouw en ook rekening houden met het tijdstip, waarop de operatie heeft plaats gehad.

1. Gevolgen bij de man

De castratie bij de man is een eeuwenoud gebruik, maar de gevolgen zijn pas in de laatste decennia nauwkeuriger bestudeerd. Het zijn vooral waarnemingen bij de Scopten, een Russische religieuze secte, die castratie toepassen voor het 10de levensjaar, verder waarnemingen na verwondingen uit Wereldoorlog I en ten slotte de moderne ervaringen bij sexuele misdadigers, die veel materiaal hebben opgeleverd.



a.
Vóór de puberteit heeft castratie aanvankelijk weinig gevolgen. Deze worden pas duidelijk op het tijdstip, dat anders de puberteit zou zijn ingetreden. De geslachtsorganen blijven achter in ontwikkeling. De penis, de prostaatklier en de zaadblaasjes blijven klein. De typische mannelijke beharing op lichaam en oksels ziet men niet verschijnen. Er is ook geen baardgroei en de haargrens op de schaamberg heeft een vrouwelijk type. Soms, maar lang niet altijd, ontstaat vetzucht. Het strottenhoofd wordt wel iets groter, maar behoudt een infantiele bouw, waardoor de karakteristieke hoge jongensstem behouden blijft. Psychisch zijn de gevolgen ook zeer duidelijk: er is geen libido en geen potentie en feitelijk blijft de hele psyche geslachtelijk min of meer indifferent. De algemene intelligentie wordt niet speciaal beïnvloed, maar over het algemeen vertonen deze vroeg gecastreerde mannen toch een zekere karakteristieke apathie.



b.
Wanneer de castratie geschiedt nadat de puberteit is ingetreden zijn de symptomen veel minder ingrijpend. Bij castratie in de na-puberteit tot ongeveer het 24ste levensjaar kan lengtegroei van acromegaal type ontstaan.



c.
Bij castratie na het 25ste jaar doen zich aanvankelijk verschijnselen voor, die lijken op het ziektebeeld van het climacterium virile (congesties, verminderde prestaties, depressies, slapeloosheid, etc.). De uitwendige genitaliën ondergaan meestal geen veranderingen, maar wel verdwijnt meestal de potentie en later ook de libido. Er komen echter uitzonderingen op deze regel voor. Soms kunnen libido en potentie zelfs nog jaren lang behouden blijven. Het is van belang dit te weten, vooral met het oog op de zgn. therapeutische castratie van sexuele psychopathen. Wat de verdere psychische gevolgen betreft, ziet men herhaaldelijk karakter- en temperamentsveranderingen. De ondernemingslust, de activiteit en moed nemen af. Dikwijls ontwikkelt zich een zeer depressieve stemming, die behalve hormonale oorzaken ongetwijfeld ook psychische wortels heeft ten gevolge van het gevoel verminkt en minderwaardig te zijn (activering van het zgn. castratiecomplex). Dit soort verschijnselen is dan ook het meest waargenomen bij oorlogsslachtoffers en andere onvrijwillig gecastreerden.
2. Gevolgen bij de vrouw

Bij vrouwen komt castratie voor de puberteit zelden voor. Men meent, dat in deze gevallen de gevolgen dezelfde zijn als men in het dier-experiment bij jonge vrouwelijke dieren ziet: een globale stilstand in de sexuele ontwikkeling.

De verschijnselen, die het gevolg zijn van castreren na de puberteit bij de vrouw, komen min of meer overeen met die van het climacterium. Alleen zijn de symptomen veel intensiever, daar bij castratie het hormonale evenwicht veel ruwer verbroken wordt dan het geval is wanneer de vrouw normaal veroudert. Objectieve verschijnselen zijn een geleidelijke regressie van de geslachtsorganen en secundaire geslachtskenmerken. Van de subjectieve symptomen staan op de voorgrond: congesties, nervositeit, prikkelbaarheid en verhoogde vermoeibaarheid.

Hoe vroeger de castratie geschiedt, des te heviger zijn over het algemeen de gevolgen.

In de ethnologie speelt castratie een voorname rol. Max Marcuse onderscheidt met O. Stoll drie categorieën van castratie:

1. zelfcastratie,
2. vrijwillige castratie,
3. onvrijwillige castratie.



Zelfcastratie
zien wij in de tegenwoordige tijd vrijwel uitsluitend nog als ziekelijke afwijking bij geesteszieken. In de Oudheid schijnt deze vorm echter bij sommige volken als religieuze uiting van betekenis te zijn geweest. Bij antieke schrijvers vindt men ten minste toespelingen op de zelfcastratie van Cybele-priesters, terwijl ook de Syrische culturen zgn. Gallen kenden, die zichzelf ter ere van hun godheid castreerden, om zich daarna aan homosexuele tempelprostitutie over te geven.

Ook als uiting van een ascetische tendenz speelde de religieuze castratie een rol, die in de beginperiode van het Christendom zelfs een dusdanige omvang aannam, dat het Concilie van Nicaea (325) zich met deze vorm van zelfverminking moest bezighouden.



Vrijwillige castratie
door een ander persoon kennen wij:

a. als gevolg van een religieuze overtuiging,

b. als medische ingreep,

c. als semi-vrijwillige ingreep in het moderne strafrecht.



a.
Het meest bekende voorbeeld van vrijwillige castratie op religieuze gronden vormt de reeds genoemde secte der zgn. Scopten.



b.
Op medische gronden wordt de castratie toegepast bij gezwellen en sommige andere ziekten van de geslachtsorganen, zowel bij de man als bij de vrouw.



c.
Op grond van onze vermeerderde kennis van de invloed van de hormonen op het ontstaan en het instandhouden van de geslachtsdrift, heeft men in de loop van deze eeuw in toenemende mate getracht de bestraffing van criminele sexuele psychopathen te vervangen door een zgn. vrijwillige castratie, waarbij door het verdwijnen of het verminderen van de geslachtsdrift, de sociale gevaarlijkheid van deze individuen zou worden opgeheven, zodat levenslange afzondering van deze soort misdadigers overbodig werd. Deze ingreep, die allerminst mag worden verward met de zgn. eugenetische sterilisatie (een onvruchtbaarmaking, die bij krankzinnigen en gedegenereerde individuen het eerst in Amerika werd toegepast om de maatschappij te behoeden voor een onvolwaardig nageslacht), is het eerst verricht door Forel in Zwitserland (1892). Tegenwoordig is hij in vele landen — ook in Nederland -— in meerdere of mindere omvang gebruikelijk, zonder dat overal het juridisch aspect van de ingreep voldoende geregeld is. Over de therapeutische resultaten lopen de opvattingen nogal uiteen. Wolff (1934) is van mening, dat in bijna alle gevallen de geslachtsdrift, althans de drang tot het zoeken van bevrediging langs de strafbare weg, belangrijk verzwakt. Recidiven van misdrijven tegen de zeden zouden volgens hem zeer zelden voorkomen en aan 60 pct van alle geopereerden zou volledige vrijheid kunnen worden hergeven.



Onvrijwillige castratie


van de levende of dode vijand gedurende oorlogshandelingen speelt ook in de tegenwoordige tijd nog een rol en dit helaas niet uitsluitend bij primitieve volksstammen. Uit de Italiaans-Abessinische oorlog, uit de Spaanse burgeroorlog, uit de concentratiekampen van het Derde Rijk en uit de oorlog tegen de jonge staat Israël zijn met zekerheid talloze gevallen van deze verminking bij krijgsgevangenen bekend.

In de tegenwoordige tijd wordt het grootste deel van de tegen hun wil gecastreerden gevormd door de zgn. eunuchen, de haremwachters in Mohammedaanse landen en in China. Het is wellicht goed er nog op te wijzen, dat de castratie ook als lijfstraf werd toegepast tot ver in de moderne tijd, als vergelding voor sexuele misdrijven.

c. VAN EMDE BOAS

Lit.: „Castratie” in Handwörterb. d. Sexualwiss., pag. 325-328 (met grote lit.opg.); A. H. Wolf, Die Kastration bei sexuellen Perversionen und Sittlichkeitsverbrechen des Mannes (Basel 1934); Het vraagstuk der Onvruchtbaarmaking (met uitgebreide Ned. lit.opg.) (Roermond); A.

L. C. Palies, Therapeutische Castratie bij sexueel geperverteerden, no 27 Psychiatr.-Jur. Gezelsch., Amsterdam; Peter Br o we, Zur Gesch. d.

Entmannung (Breslau 1936); K. van Oyen, A. L. C. Palies en C.

J. Hudig, Castratie van protestants-ethisch standpunt beschouwd (Amsterdam 1948).

In de psychiatrie speelt de castratie een rol in het zgn. „castratiecomplex” (z psychoanalyse en dieptepsychologie).

In het tijdschrift „Wending”, Aug. 1948, vindt men een uitermate helder artikel van prof. dr H. van Oyen over dit vraagstuk.

Volgens de R.K. godenleer is castratie een ernstige verminking, omdat een voornaam orgaan geschonden wordt. Zij kan alleen geoorloofd zijn in die gevallen waarin verminking geoorloofd is, nl. als operatie, die nodig is voor genezing van het lichaam (ook in gevallen van geestesziekten, wanneer deze uit een ziekelijk functionneren van de geslachtsklieren voortkomen en niet op andere wijze te genezen zijn) en als rechtvaardige en doelmatige straf door de wettige overheid.

Buiten deze twee gevallen is castratie steeds ongeoorloofd; dus ook castratie om de jongensstem te behouden, gelijk dat vooral in Italië gebeurde. Heeft de Kerk deze soms getolereerd, goedgekeurd heeft zij ze nooit en in 1755 heeft Benedictus XIV ze veroordeeld.

PROF. J. A. DE GOEIJ

Lit.: v. Rooy, Het onvruchtbaarmaken van de mens (1938); Barnhoorn e.a., Het vraagstuk der onvruchtbaarmaking (1936).

< >