Vlaams schrijver (Mullem, bij Oudenaarde, 10 Mei 1850 - St-Jans-Molenbeek 12 Dec. 1905), was eerst onderwijzer en werd in 1884 studiemeester, daarna leraar aan het athenaeum te Brussel. Met zijn schoonbroeder Isidoor Teirlinck schreef hij sedert 1877 nog romantisch getinte schetsen, novellen, gedichten, toneelstukken en een politieke anti-Katholieke tendensroman over de schoolstrijd, Arm Vlaanderen, die bij wijlen naturalistische allures heeft.
In de verhalen en romans, die hij daarna alleen schreef, is het naturalisme, met zijn materialistische en pessimistische levensopvatting en zijn critiek op maatschappij en kerk, sterker geaccentueerd, hoewel het met de tradities van de Conscienceroman vermengd blijft. Zijn meesterwerk Hard labeur is een gave naturalistische roman.DR R. F. LISSENS
Bib!.: Voorn. werken: in samenw. met Is. Teirlinck: Bertha van den schoolmeester (Brussel 1877) ; Frans Steen (ibid. 1878); Gedichten en novellen (Gent 1879); Lina Donders (Brussel 1879); Baas Golder (ibid. 1879); Aldenardiana (ibid. 1880); Stella (ibid. 1883); Arm Vlaanderen (Roeselare 1884). Alleen schreef hij: Schetsen en verhalen (Brugge 1886); Broodnijd (Rotterdam 1887); Ruwe liefde (Gent 1887); Sprokkelingen (Gent 1889); In de Ton (Rotterdam 1891); Driften (Gent 1896); Roode Fantazy (Brussel 1894): Dikke Miel (ibid. 1901); Hard labeur (Rotterdam 1904), verder enkele kinderverhalen.
Lit.: F. V. Toussaint van Boelaere, Hard Labeur door R. S. (in: Zurkel en blauwe lavendel, Brussel 1926); L. Baekelmans, Vier Vlaamsche prozaschrijvers (Antwerpen 1931); R. F. Lissens, Een vergeten jubileum: „Ruwe liefde”, Dietsche Warande en Belfort, 1947, blz. 527-537.