Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Isidoor teirlinck

betekenis & definitie

Vlaams schrijver (Zegelsem 2 Jan. 1851 - Brussel 25 Juni 1934), was leraar in de natuurwetenschappen aan de normaalschool en in de Nederlandse taal en letterkunde aan het athenaeum te Brussel. In samenwerking met zijn zwager R.

Stijns gaf hij van 1877 tot 1884 schetsen, gedichten, novellen en toneelstukken uit en een anti-Katholieke tendensroman uit de schoolstrijd, Arm Vlaanderen, die naturalistische trekken vertoont. Het literaire werk dat hij daarna alleen publiceerde is onbelangrijk vergeleken bij zijn degelijke studies op het gebied van de taalkunde en de volkskunde.DR R. F. LISSENS

Bibl.: Voorn. Publ.: i. in samenw. met R. Stijns, z Stijns; 2. Woordenboek van Bargoensch (Roeselare 1886); Gilia (Gent 1888) ; Molleke (Rotterdam 1889) ; Plantlore (Gent 1892) ; Kinderspel en Kinderkist in Zuid-Nederland, in samenw. met A. de Gock; 8 dln (Gent 1902-1908); Plantenkultus (Antwerpen 1904-1912). Zuid-Oostvlaandersch Idioticon, 3 dln (Gent 1908-1923) ; Sagenboek van Vlaamsch Brabant, in samenw. met A. de Gock, 3 dln (Gent 1909-1912); Toponymie van den Reinaart (Gent 1910-1912) ; Flora diabolica (Antwerpen 1924); Klank- en Vormleer van het Zuid-Oostvlaandersch dialect (Gent 1924); Den groten ende nieuwen Reinaert de Vos (Gent 1928); Flora magica (Antwerpen 1930).

Lit.: I. T.-Album (Leuven 1931) ; Jaarb. Kon. VI. Acad. 1949-1951.

< >