Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

REICHENAU

betekenis & definitie

fraai en vruchtbaar eiland in het westelijk gedeelte van het Meer van Konstanz, 5 km lang en 2 km breed, aan de oostzijde door een dam van 1 km lengte met het vasteland verbonden; het levert ooft, graan en wijn. Er zijn 3 kerkdorpen: Ober-, Mittel- en Unter- (of Nieder-) Zeil, te zamen met ca 1500 inw., en het kasteel Königsegg.

In 724 werd hier, met instemming van Karel Martel, door de H. Pirminius een Benedictijner abdij gesticht (in 1803 opgeheven), die onder de Karolingers centrum werd voor Z.W.-Duitsland.Het was de verblijfplaats van tal van geleerden, als Wilfried Strabo en Herman Conrad.

Van de over het gehele eiland verspreide bouwwerken van het klooster zijn nog de drie kerken te Oberzell, Mittelzell en Niederzell behouden. Het munster S. Maria en S. Marcus te Mittelzell, een Ottoonse pijlerbasiliek met dubbel koor en dubbel dwarsschip, dateert uit ca 980-1048. De stiftskerk S. Peter en Paul te Niederzell (tweede helft 11de eeuw?) is vooral van belang door de eerst in de 19de eeuw herontdekte muurschilderingen in de absis (ca 1100).

Ook de Vroegromaanse stiftskerk S. Georg te Oberzell (9de eeuw?), een driebeukige zuilenbasiliek, bevat fraaie muurschilderingen in het middenschip uit het begin der 11de eeuw. In het tijdperk tussen ca 970 en 1025 bloeide de miniatuurschilderkunst te Reichenau; talrijke prachtige boekverluchtingen, die van Europese betekenis zijn en grote invloed op andere Duitse scholen hadden, zijn bewaard gebleven, zoals bijv. die in het evangeliarium van keizer Otto III.

Lit.: K. Gröber, R. Kunst (1922); Idem, Die R. (1938); K. Künstle, Die Kunst d. Klosters R. i. 9. u. 10. Jhdt (2de ed. 1924); K.

Beyerle, Die Kultur der Abtei R. (2 dln, 1925-26); Hans Fischer, R. Schule, 2 dln (1926-29); W. Gernsheim, Die Buchmalerei der R. (1936); L. Schürenberg, Die R. (Grosse Baudenkm. no 106) (1948); K. Hecht, 2 Roman. Pfarrkirch. d.

Klost. R. (Stuttgartt 1949); H. Schnell, Die Kirchen der R. (Kstführ. nr 145-146, 3de ed. München 1950).

< >