(1, waterbouwkunde) noemt men een lichaam van grond of zand, rijshout, steen, beton of asfalt of van een combinatie van deze materialen, waarbij soms ook nog van hout of ijzer gebruik gemaakt wordt. Een dam kan zijn van blijvende of van tijdelijke aard.
Het doel van een dam van blijvende aard kan zijn:
1. om een verbinding te vormen tussen twee door water gescheiden stukken land, hetzij om daarover een weg of spoorweg aan te leggen (dammen door het Kreekrak of de Ooster-Schelde en door het Sloe voor de spoorweg Roosendaal Vlissingen), hetzij om ongewenste of schadelijke stroming af te sluiten (dam door het Scheur tussen het eiland Rozenburg en het door de doorgraving van de Hoek van Holland zuidwaarts daarvan ontstane eiland de Beer en dammen door de Maas bij het Heleind en Andel in verband met de verlegging van de mond van de Maas naar de Amer door het graven van de Bergse Maas), soms om tevens aan weerszijden aanslibbing te bevorderen (dam door het Slaak tussen Noordbrabant en St Philipsland en tussen Friesland en Ameland; de eerste heeft doel getroffen, de laatste niet);
2. om aan een waterstroom een gewenste richting te geven, in welk geval de dam wel strek- of leidam heet (leidam in het Hellegat nabij Ooltgensplaat), of om een waterstroom tussen twee dammen besloten te houden (dammen aan de Ketel, de mond van de Gelderse IJsel en aan de doorgraving van de Hoek van Holland);
3. om stil of althans stiller water te verkrijgen en wel tot beschutting van een rede, de dam heet dan golfbreker (Cherbourg, Plymouth), of tot vorming van een buitenhaven, in welk geval de dam havendam heet en ook dient om verzanding en aanslibbing van de haven tegen te gaan (IJmuiden, Vlissingen, Harlingen);
4. om het water van een rivier door een overstortende dam of vaste stuw dwars door de rivier op te stuwen ten behoeve van de scheepvaart, voor irrigatie, voeding van een kanaal, enz., of om door afsluiting van een dal door een niet overstortende dam of muur (stuwdam of -muur) een meer te vormen en het daarin verzamelde water te gebruiken voor huishoudelijke en industriële doeleinden, irrigatie, opwekking van electriciteit, aanvulling van de waterafvoer van een rivier in droge tijd, enz. (z rivier en rijswerken).
Dammen van tijdelijke aard dienen tot het maken van afdammingen (z afdammen) tot vorming van de bouwput voor een nieuw werk of tot droogzetting voor onderzoek en herstel van een bestaand werk.
PROF. IR J. NELEMANS
(2, geneeskunde), perineum, is in de oorspronkelijke betekenis het betrekkelijk kleine gebied tussen de uitmonding van het darmkanaal (de anus) en de uitwendige geslachtsorganen. Uit de aard der zaak is de dam bij de vrouw kleiner dan bij de man.
In uitgebreide zin wordt met de naam perineum het gehele gebied van de bekkenuitgang aangeduid. Men treft hier spieren van de uitwendige geslachtsorganen en van het einde van de darm aan. Bij de baring kunnen scheuren in het perineum ontstaan. Verwondingen van de dam zijn in verband met de daar in de diepte gelegen organen, nl. de urethra, de urineblaas, de zwellichamen, en de kans op infectie als ernstig te beschouwen.