Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

REFLEX

betekenis & definitie

letterlijk terugbuiging (ook: weerkaatsing), is een term die vooral bij het neurologisch onderzoek veel gebruikt wordt. Wanneer een spier plotseling een weinig gerekt wordt, zien wij deze spier bruusk samentrekken.

Bekend is bijv. de kniepeesreflex: een hamertik even onder de knieschijf veroorzaakt een plotselinge strekking van het been in de knie. Een dergelijke reflex komt tot stand doordat bij de rekking van de spiervezels zenuwuiteinden in de spier worden geprikkeld. Deze zenuwuiteinden geleiden de prikkel (een zgn. proprioceptieve prikkel) door de gevoelszenuw naar het ruggemerg. Hier wordt de prikkel overgeschakeld op de bewegingszenuw van de betreffende spier. De prikkel van deze bewegingszenuw veroorzaakt dan op haar beurt de bruuske spiercontractie. Een reflex verloopt dus altijd over het centrale zenuwstelsel.

De baan die de prikkel doorloopt van het gevoelsorgaan (de receptor) tot de spier (de eflector) noemt men de reflexboog. Aan de reflexboog onderscheidt men in navolging van Sherrington een afferente baan (tussen de receptor en het centrale zenuwstelsel), een intemunciële baan (binnen het centrale zenuwstelsel) en een efferente baan (van het centrale zenuwstelsel naar de effector). Wanneer de receptor en de effector in hetzelfde orgaan zijn gelegen, spreekt men van eigen reflexen. De kniepeesreflex is hiervan een typisch voorbeeld: de dijspier wordt gerekt door een hamerslag op de pees waarna zij zich reflectoir samentrekt.Niet altijd liggen de receptor en de effector in hetzelfde orgaan. Wanneer men bijv. op het hoornvlies van het oog blaast wordt het oog reflectoir gesloten. Zo trekken bijv. ook de buikspieren samen wanneer men de buikhuid met een scherp voorwerp bestrijkt. In deze gevallen ligt de receptor in de huid of het slijmvlies, terwijl de effector een spier is. In een dergelijk geval kan men spreken van een oog-knipreflex en een huid-spierreflex. In overdrachtelijke zin gebruikt men het woord reflex ook om reacties aan te duiden die over het centrale zenuwstelsel verlopen doch waarbij van een buiging of zelfs van een spiercontractie geen sprake is.

Zo bijv. wanneer de effector een klier is. Als voorbeeld hiervan kan men noemen de speekselafscheiding bij het zien van lekker eten. Hier zou men kunnen spreken van een oog-speekselreflex. Van een keten-reflex spreekt men wanneer een reeks reflexen achtereen verloopt zodra de eerste reflex wordt opgewekt. Het effect van de eerste reflex werkt dan als prikkel voor de 2de reflex enz. Men ziet een dergelijk gecompliceerd reflexmechanisme bijv. bij het slikken.

Behalve de tot nu toe besproken aangeboren of onvoorwaardelijke reflexen, kent men ook zgn. voorwaardelijke reflexen. Wanneer een bepaalde doelmatige verrichting steeds vergezeld wordt door een willekeurige prikkel zien wij hoe na enige herhalingen de oorspronkelijk doelmatige handeling steeds verricht wordt bij het waarnemen van de willekeurige begeleidende prikkel. Zelfs bij afwezigheid van het oorspronkelijke doel vindt de verrichting dan plaats. Het meest bekende voorbeeld van een voorwaardelijke reflex is wel de beer die leert dansen op een hete plaat. De beer wordt op de plaat gezet en tilt doelmatig een voor een de poten op: hij „danst”. Bij deze marteling speelt de berenleider op de trompet, (willekeurige, voorwaardelijke prikkel). Na enige repetities gaat de beer nu reeds „dansen” zodra hij de trompet hoort ook wanneer hij in het geheel niet op de warme plaat staat.

Voorwaardelijke reflexen spelen in de practijk van ons dagelijks leven een zeer grote rol. Wanneer men eigen doen en laten critisch observeert komt men tot de ontdekking, dat vele van onze handelingen te herleiden zijn tot voorwaardelijke reflexen.

DR A. VERJAAL

Reflexstoomissen. Velerlei oorzaken kunnen de afloop der normale reflexen belemmeren of wijzigen. Wanneer de reflexboog ergens in haar verloop onderbroken wordt zal de reflex volkomen opgeheven zijn. Wanneer de reflexboog intact is doch de verbinding van de reflexboog met de hersenen is gestoord (pyramidenbaanlaesie) ziet men de huid-spierreflexen verdwijnen, terwijl daarentegen de spier-spierreflexen (eigen-reflexen) meestal veel sterker worden. Zo sterk kunnen deze worden dat iedere aanraking, hoe licht ook, het reflexmechanisme in gang zet. Voortdurend vloeien daardoor zo sterke prikkels door het efferente deel van de reflexboog dat de spier in een voortdurende contractietoestand verkeert. Deze toestand van de spier noemt men hypertonie.

Wanneer men bij een dergelijke toestand de knieschijf omlaag duwt, of de voet achteroverbuigt, ziet men hoe de kniepees- resp. de achillespeesreflex zich eindeloos blijft herhalen omdat ieder effect weer een voldoend sterke afferente prikkel veroorzaakt om het reflexmechanisme opnieuw in gang te zetten. Men noemt een dergelijke zich steeds herhalende reflex een clonus en spreekt dan van voetclonus, knie- of dijclonus en handclonus, al naar de plaats waar het verschijnsel kan worden opgewekt.

Behalve dat sommige reflexen opgeheven en andere reflexen verhoogd zijn, ziet men bij laesies van de pyramidenbaan ook zgn. pathologische reflexen. Dit zijn reflexen die onder normale omstandigheden niet opgewekt kunnen worden. Deze pathologische reflexen dragen meestal de naam van de auteur die hen het eerst beschreven heeft. Zeer beroemd is de pathologische reflex die Babinski* in 1896 beschreef en die bewijzend geacht wordt voor een laesie van de pyramidenbaan. De meeste andere pathologische voetreflexen zijn te beschouwen als varianten van de reflex van Babinski.

Tot de pathologische reflexen zijn ook te rekenen de houdingsreflexen van Magnus en De Kleijn, die voorkomen bij ernstige laesies van de hersenstam.

DR A. VERJAAL

< >