Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

RUGGEMERG

betekenis & definitie

(medulla spinalis) is het gedeelte van het centrale zenuwstelsel dat binnen de wervelkolom is gelegen. Het is een langwerpig orgaan, in welks midden het nauwe centrale kanaal loopt, dat communiceert met de hersenkamers (ventrikels).

Het bovenste deel van het ruggemerg is verdikt, heet verlengd merg en sluit aan bij de hersenen. Het onderste deel loopt spits toe en reikt tot de tweede lendenwervel. Plaatselijke verdikkingen vindt men op hals en lendenhoogte, daar hier de vele zenuwen van arm en been in- en uittreden.Het ruggemerg is, evenals de hersenen, omgeven door drie vliezen:

1. de pia mater, het zachte ruggemergsvlies, ligt vlak op het ruggemerg en eindigt dus ook bij de tweede lenden wervel;
2. de arachnoidea, het spinnewebvlies, bestaat uit twee lagen, die door talrijke dwarse draden met elkaar verbonden zijn. De ruimte tussen deze twee lagen, de arachnoidale ruimte, is gevuld met ruggemergsvocht (liquor cerebro-spinalis);
3. de dura mater, het harde ruggemergsvlies, is een hard vlies, dat de binnenzijde van de wervelkolom volgt. De dura mater en de arachnoidea reiken tot de derde heiligbeenwervel en vormen een zak.

Het ruggemerg bestaat uit evenveel segmenten als er wervels zijn. Uit elk segment treedt beiderzijds aan de voorkant (de voorhoorn) een zenuwwortel uit, die de spieren motorisch verzorgt en in de achterhoorn treedt de sensibele zenuwwortel in. Gewoonlijk zijn er 31 paar ruggemergszenuwen. De voor- en achterwortel verenigen zich en treden gezamenlijk uit door een opening in de wervel, overeenkomende met het ruggemergssegment. Daar het ruggemerg korter is dan de wervelkolom, moeten, van boven naar beneden, de zenuwwortels een steeds grotere weg afleggen om de betreffende wervel te bereiken.

Het gevolg is dat beneden de tweede lendenwervel geen ruggemerg loopt, maar wel een bundel zenuwen, genaamd de cauda equina of paardestaart, die in de arachnoidale ruimte liggen. Van deze anatomische verhoudingen maakt men gebruik bij de lumbale punctie ter verkrijging van ruggemergsvocht, die t.h.v. de derde en vierde lendenwervel geschiedt. Men heeft dan geen kans het ruggemerg te beschadigen met de naald.

Op doorsnee ziet men een duidelijk verschil van kleur; in het midden ligt vlindervormig om het centrale kanaal heen de grijze stof, terwijl de rest van het ruggemerg bestaat uit witte stof. De grijze stof bevat celgroepen, kernen, die de reflexen verzorgen, dat zijn onmiddellijke reacties op binnenkomende prikkels. De hersenen hebben hierop een regulerende invloed, die mogelijk gemaakt wordt doordat de prikkels van en naar de hersenen geleid worden langs zenuwbanen, die te zamen de witte stof vormen. Sommige banen geleiden alleen prikkels van onder naar boven, andere alleen van boven naar onder. Elke baan heeft zijn eigen functies, bijv. de pyramidebaan die, lopende van de hersenschors naar het ruggemerg, slechts motorische impulsen geleidt, en de tractus spinothalamicus, die gevoels- en pijnprikkels van het ruggemerg naar de hersenen geleidt. Samenwerking tussen hersenen en ruggemerg is noodzakelijk o.a. voor de ongestoorde willekeurige beweging van de spieren, voor het waarnemen van gevoelsprikkels, voor de normale stand en houding van het lichaam en voor het bewaren van het evenwicht. In het ruggemerg bevinden zich ook centra voor het autonome zenuwstelsel.

A. WESSELIUS-DE CASPARIS

< >